ECLI:NL:RBROT:2021:9984

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
10/119916-21 en 10/208594-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Rotterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een zestienjarige verdachte wegens openlijk geweld en straatroof met jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde zaken met parketnummers 10/119916-21 en 10/208594-21. De verdachte, een zestienjarige jongen, is veroordeeld tot 163 dagen jeugddetentie, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meermalen plegen van openlijk geweld en het plegen van een straatroof, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet bewezen kon worden dat hij degene was die het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het steekincident, ondanks sterke aanwijzingen dat hij betrokken was bij de geweldpleging. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend dat hij het slachtoffer heeft gestoken, en de rechtbank concludeerde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/119916-21 en 10/208594-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
preventief gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse,
raadsman mr. G.F. van den Ende, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 12 augustus 2021 en van
7 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/119916-21 en 10/208594-21. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Op de terechtzitting van 12 augustus 2021 is de tenlastelegging met parketnummer 10/119916-21 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 15 (vijftien) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek en zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen in een door de jeugdreclassering of voogd geschikte geachte behandelsetting;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 4 primair (parketnummer 10/208594-21)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 (parketnummer 10/119916-21)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Vastgesteld kan worden dat de verdachte zich met de andere jongens heeft verzameld op het metrostation Oosterflank, dat de verdachte met een mes in zijn hand met de groep is mee gerend achter de slachtoffers aan, dat met datzelfde mes [naam slachtoffer 1] kort daarna is neergestoken en dat de verdachte tijdens de steekpartij het dichtst in de buurt stond van het slachtoffer. Er zijn nog andere sterke indicaties die er op wijzen dat de verdachte diegene is die heeft gestoken, zoals de verklaring van getuige [naam getuige 1] en de rap die verdachte heeft gemaakt over het incident. De verklaring van de verdachte dat hij slechts het mes heeft vastgehouden en er niet mee heeft gestoken, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] en getuige [naam getuige 2] op 12 april 2021 naar metrostation Oosterflank te Rotterdam zijn gekomen na een ruzie met een of meer jongens op snapchat. Bij het metrostation aangekomen werd het drietal door een groep van ongeveer 20 jongens achterna gezeten en belaagd. [naam aangever 2] werd door meerdere personen geslagen en gestoken met een stok met een scherpe punt. [naam aangever 1] werd door meerdere personen geschopt en geslagen en hij werd ook in zijn zij gestoken met een mes. [naam aangever 1] liep daarbij potentieel dodelijk letsel op. Op camerabeelden is te zien dat de verdachte donker gekleed was en tijdens deze achtervolging mee rende met een mes in zijn hand. Dat mes is waarschijnlijk het mes geweest waarmee [naam aangever 1] een paar minuten later is gestoken. De verdachte heeft verklaard dat hij een mes in zijn hand heeft gehad, maar dat hij dat mes heeft weggegooid, waarna iemand anders het heeft opgepakt en het slachtoffer heeft neergestoken.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte diegene is geweest die [naam aangever 1] met het mes heeft gestoken.
Op het mes waarmee gestoken is, is DNA aangetroffen van het slachtoffer, de verdachte en minimaal 1 ander onbekend gebleven persoon. De getuige [naam getuige 1] – bij wie de verdachte met twee anderen na het incident in de auto is gestapt – heeft verklaard dat de jongen die achter de bijrijder zat, gekleed in een donkerrood joggingspak, had gezegd dat hij iemand had neergestoken. De verdachte droeg echter, net als bijna alle personen van de achtervolgende groep, donkere/zwarte kleding. Daarnaast verklaren de aangevers niet eenduidig over degene die zou hebben gestoken. Aangever [naam aangever 1] heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet precies heeft gezien wie hem gestoken heeft (omdat hij zijn handen voor zijn ogen had). Later - nadat er door de verdachte een drillrap over dit incident is uitgebracht - heeft [naam aangever 1] verklaard dat de degene met de microfoon in zijn handen, zijnde verdachte, hem heeft gestoken. Hij herkende hem aan het postuur, haar, vorm van het gezicht en trainingspak.
Aangever [naam aangever 2] heeft in eerste instantie verklaard dat ene ‘ [naam 1] ’, een kleine jongen, 16-17 jaar en een beetje stevig gebouwd, aangever [naam aangever 1] heeft gestoken. Deze jongen kon volgens [naam aangever 2] niet goed rennen, maar meer een soort van huppelen, omdat hij het mes in zijn broek had. Hij liep naar het slachtoffer en stak hem direct in zijn linkerzij. Later heeft aangever [naam aangever 2] verklaard dat hij niet heeft gezien door wie het slachtoffer is gestoken, maar dat dit wel een jongen was met een fors postuur, een mondkapje voor en een capuchon op. Hij dacht dat het slachtoffer door ‘ [naam 1] ’ was neergestoken, maar twijfelt dan door de drillrap van de verdachte waarin de verdachte zegt dat hij heeft gestoken.
Dat de verdachte deel uitmaakte van de groep jongens die achter het slachtoffer is aangerend en dat hij kort voor het steekincident het mes waarmee het slachtoffer is gestoken heeft vastgehad, vormen aanwijzingen dat de verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Ook de drillrap die de verdachte over het incident heeft uitgebracht geeft te denken. De verdachte heeft steeds ontkend dat hij degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Bij het ontbreken van rechtstreeks bewijs daarvoor, alsmede het aangetroffen DNA van een derde persoon op het mes en gelet op de tegenstrijdige getuigenverklaringen over (het signalement van) de steker, heeft de rechtbank niet de voor een bewezenverklaring vereiste overtuiging bekomen dat de verdachte degene is geweest die aangever [naam aangever 1] heeft gestoken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (parketnummer 10/119916-21)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewijswaardering feit 3 (parketnummer 10/119916-21)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. De verdachte voldoet niet aan het opgegeven signalement van de daders en er zijn nog meer mensen die qua uiterlijk op de verdachte lijken. Verder droegen de daders maskers, zodat een herkenning daardoor reeds bezwaarlijk is. De foto waarop de tas van het slachtoffer te zien is, levert geen bewijs van daderschap op, nu de verdachte zich pas enkele uren na de straatroof bij de twee jongens heeft gevoegd die de tas op de foto dragen.
4.4.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de aangever in de nacht van 1 januari 2021 door drie gemaskerde jongens is beroofd van zijn tas. De aangever en twee ooggetuigen hebben een gedetailleerd signalement gegeven van de drie verdachten en medeverdachte “ [naam medeverdachte] ” is daarbij direct herkend. De verdachte voldoet aan één van de signalementen en is enige tijd na het incident door de aangever naar aanleiding van het zien van een videoclip van “ [naam 2] ” wat onbetwist de artiestennaam van de verdachte is. Daarnaast staat de verdachte samen met de medeverdachten op een foto die kort na de diefstal is gemaakt, waarop te zien is dat één van de medeverdachten een tas draagt die qua uiterlijk dezelfde is als de tas die van de aangever is gestolen. Ten slotte blijkt uit diverse tapgesprekken dat de verdachte in de bewuste nacht samen met “ [naam medeverdachte] ” is geweest.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten de aangever van zijn tas heeft beroofd.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering feit 4 subsidiair (10/208594-21)
4.5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er een gebrek aan overtuigend bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij het incident. Er is enkel een herkenning vanuit de videoclips die achteraf is gereconstrueerd.
4.5.2.
Beoordeling
Uit de aangifte blijkt dat de aangever op 1 januari 2021 door een groep van drie jongens is geschopt en met een scherp voorwerp is gestoken. De aangever heeft de verdachte alsmede de medeverdachte “ [naam medeverdachte] ” herkend aan hun stem. Daarnaast heeft de verdachte zichzelf gefilmd terwijl hij met een mes in zijn hand achter iemand aan rende. De vluchtroute die door de aangever wordt genoemd is tevens in het door de verdachte gemaakte filmpje te volgen. Hierdoor is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij het incident aanwezig is geweest en hieraan in strafrechtelijke zin heeft deelgenomen.
4.5.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
feit 2.
hij op 12 april 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan het [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2], in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] door
- [naam slachtoffer 2] vast te pakken, naar achteren te trekken en op/tegen de
hak te trappen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en
- tegen het lichaam van [naam slachtoffer 2] te slaan, terwijl voornoemde
op de grond lag en
- meerdere malen tegen het lichaam van [naam slachtoffer 1]
te schoppen en te slaan;
feit 3.hij op 1 januari 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
een schoudertas dat aan [naam slachtoffer 3] ,
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd
met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- [naam slachtoffer 3] aan de trui en schoudertas vast te grijpen en hem gebiedend te
zeggen dat hij zijn tas moest af doen en
- aan [naam slachtoffer 3] meerdere machetes te tonen;
- tegen [naam slachtoffer 3] te zeggen “trek die tas” en/
- tegen [naam slachtoffer 3] te zeggen dat hij drie seconden had om de tas te geven aan
verdachte en/of zijn mede(daders) of anders zou hij [naam slachtoffer 3] lek steken,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
feit 4.subsidiair
hij op 1 januari 2021 te Capelle aan den IJssel,
openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam 3], in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 4] door
- zwaaiende met een machete op een
scooter achter die [naam slachtoffer 4] aan te rijden en
- met een een scherp en/of puntig voorwerp, achter die [naam slachtoffer 4]
aan te rennen en
- op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] te schoppen en/of trappen, terwijl
voornoemde [naam slachtoffer 4] op de grond lag en
- meerdere malen, met een een scherp en/of
puntig voorwerp, te snijden en/of te steken in het been
van die [naam slachtoffer 4] .
Kennelijke verschrijvingen zijn door de rechtbank verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4. subsidiair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd tweemaal samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. Het slachtoffer [naam slachtoffer 4] is door de verdachte en zijn mededaders met een machete achterna gezeten en tevens gestoken met een scherp voorwerp. Enkele maanden later hebben de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer [naam slachtoffer 2] vastgepakt waarbij hij op de grond is gevallen. Terwijl hij op de grond lag hebben zij hem meermaals geslagen. Het slachtoffer [naam slachtoffer 1] is toen meermaals geslagen en geschopt door hen. De verdachte heeft, door te handelen zoals hij heeft gedaan, er blijk van gegeven zich niet te bekommeren om de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een straatroof door het slachtoffer onder bedreiging van een machete en dreigende woorden zijn tas aan de verdachte en zijn mededaders te laten afgeven. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Ook heeft hij geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dat dat ook hier het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtoffer verklaring die door slachtoffer [naam slachtoffer 1] is voorgelezen ter zitting. Hij durft niet meer alleen op straat te lopen en heeft last van nachtmerries.
Daarnaast dragen feiten als het onderhavige bij aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, zeker als deze, zoals hier het geval was, op de openbare weg worden gepleegd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
In dit geval heeft de verdachte bovendien drillraps gemaakt van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarmee heeft de verdachte eens te meer laten zien voorbij te gaan aan de gevoelens van de slachtoffers en de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 augustus 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De kans op herhaling is aanzienlijk. Uit het gezinsleven, relaties en de vrijetijdsbesteding van de verdachte komen ernstige zorgsignalen naar voren. Er lijkt sprake te zijn van een goede band tussen de vader en de verdachte, maar de vader is niet in staat verandering te brengen in het gedrag van de verdachte. De verdachte heeft in het verleden al veel specialistische hulpverlening gehad. De Raad sluit zich aan bij het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: Leger des Heils) dat een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is, zodat bezien kan worden wat voor behandeling de verdachte nodig heeft. De Raad is van mening dat de verdachte gebaat is bij duidelijkheid en dat er consequenties worden verbonden aan zijn delinquente gedrag. Om de kans op herhaling te verkleinen is het van belang dat de verdachte vanuit specialistische behandeling handvatten aangeboden krijgt hoe hij met zijn emoties kan omgaan en hoe hij deze kan omzetten in constructieve oplossingen en handelingen. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek en de aan de hand daarvan in te zetten passende behandeling.
Ter zitting is namens het Leger des Heils naar voren gebracht dat zij zich aan sluiten bij het advies van de Raad. Er is inmiddels een machtiging gesloten jeugdhulp voor de verdachte afgegeven door de rechtbank. Er bestaan echter zorgen over de veiligheid van de verdachte binnen de gesloten jeugdhulpinstelling. Momenteel wordt onderzocht welke plek het meest passend is voor de verdachte en waar zijn veiligheid kan worden gegarandeerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek, het meewerken aan een door het Leger des Heils dan wel de voogd in te zetten behandeling en een contactverbod met de slachtoffers. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, kom zij tot een lagere straf dan geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Hamers, ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.787,18 aan materiële schade en een bedrag van € 12.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen en de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 8.000,- gelet op uitspraken in soortgelijke zaken.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert nu er sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij.
8.1.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering met betrekking tot de materiele schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit. In deze procedure wordt over de gevorderde materiele schadevergoeding aldus geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden afgewezen, zal [naam benadeelde 1] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, begroot op nihil.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
8.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Hamers, ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 769,12 aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 345,64. Onvoldoende is gebleken dat de jas onherstelbaar beschadigd is en de benadeelde partij heeft geen reiskosten naar de zitting gemaakt. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- gelet op uitspraken in soortgelijke zaken en de rol van de benadeelde partij in het geheel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit om de vordering met betrekking tot het materiele deel af te wijzen nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet is gebleken dat de jas en schoenen onherstelbaar zijn beschadigd en dat er reiskosten door de benadeelde partij zijn gemaakt.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het immateriële deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering met betrekking tot de materiele schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en de mogelijkheid van een nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden afgewezen, zal [naam benadeelde 2] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
8.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , vertegenwoordigd door mr. L.A. Alderlieste, ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 860,- aan materiële schade en een bedrag van € 1.250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 710,- nu blijkens de aangifte de portemonnee is teruggeven. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering ten aanzien van de immateriële schade.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht het toe te wijzen bedrag (aanzienlijk) te matigen. Er is immers geen certificaat van echtheid overgelegd ten aanzien van de tas. Hierdoor kan ervan uitgegaan worden dat de tas een replica betreft met een waarde van € 25,-. Hetzelfde geldt voor de airpods en de portemonnee. Hierdoor bestaat de materiële schade slechts uit € 115,-. Ten aanzien van de immateriële schade refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De tas van de benadeelde partij is met inhoud weggenomen door de verdachte en zijn mededaders. De benadeelde partij heeft echter, gelet op de betwisting, onvoldoende onderbouwd dat de tas een originele Louis Vuitton betreft. De benadeelde partij heeft, gelet op de betwisting, ook onvoldoende gesteld over (de waarde van) de airpods en portemonnee om tot volledige toewijzing te komen. De rechtbank zal daarom de materiële schadevergoeding begroten op een bedrag van € 115,-. De benadeelde partij zal voor de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De beoordeling hiervan vergt nader onderzoek en levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op vergelijkbare zaken naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 1.115,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gezien de jonge leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende hechtenis worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
parketnummer 10/119916-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
parketnummer 10/208594-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 163 (honderd drieënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] ,
- [naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2004 te [geboorteplaats slachtoffer 2] ,
- [naam slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2005 te [geboorteplaats slachtoffer 3] ,
- [naam slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2006 te [geboorteplaats slachtoffer 4] ,
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen in een door de jeugdreclassering geschikte geachte behandelsetting;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt [naam benadeelde 1] in de proceskosten door de verdachte partij gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen €
500,- (zegge:vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt [naam benadeelde 2] in de proceskosten door de verdachte partij gemaakt, begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen
€ 500,- (zegge:vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s), om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 1.115,- (zegge: elfhonderdvijftien euro), bestaande uit € 115,- (zegge: honderdvijftien euro) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen
€ 1.115,- (zegge: elfhonderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de desbetreffende benadeelde partij en omgekeerd.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/119916-21
- 1.
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp [naam slachtoffer 1] in de
linkerzij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan het [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] door
- [naam slachtoffer 2] vast te pakken, naar achteren te trekken en op/tegen de
hak althans het lichaam te trappen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en/of
- op/tegen het lichaam van [naam slachtoffer 2] te slaan, terwijl voornoemde
op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal tegen het lichaam van [naam slachtoffer 1]
te schoppen en/of te slaan;
- 3.
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (schouder)tas (van het merk Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- [naam slachtoffer 3] aan de trui en schoudertas vast te grijpen en hem gebiedend te
zeggen dat hij zijn tas moest af doen en/of
- aan [naam slachtoffer 3] een of meerdere machetes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp te tonen;
- tegen [naam slachtoffer 3] te zeggen “trek die tas” en/of
- tegen [naam slachtoffer 3] te zeggen dat hij drie seconden had om de tas te geven aan
verdachte en/of zijn mede(daders) of anders zou hij [naam slachtoffer 3] lek steken,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Parketnummer 10/208594-21
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 4]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans
éénmaal, in het been, althans het onderlichaam van die [naam slachtoffer 4] heeft gestoken en/of
gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Capelle aan den IJssel,
openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam 3], in elk geval op of aan de openbare weg, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 4] door
- zwaaiende met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op een
scooter achter die [naam slachtoffer 4] aan te rijden en/of
- met een machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, achter die [naam slachtoffer 4]
aan te rennen en/of
- op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] te schoppen en/of trappen, terwijl
voornoemde [naam slachtoffer 4] op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, met een machete, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, te snijden en/of te steken in het been, althans het onderlichaam
van die [naam slachtoffer 4] .