In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 4 oktober 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin zorgen worden geuit over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2005 in Spanje, woont bij zijn moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent. Er zijn zorgen over zijn stemming, schoolverzuim en gedragsproblemen, die zijn ontstaan na een periode van financiële problemen in het gezin. De Raad verzoekt om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2022 zijn zowel [voornaam minderjarige] als zijn moeder gehoord, bijgestaan door een tolk en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instellingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder heeft moeite om [voornaam minderjarige] te begeleiden en te motiveren, wat leidt tot een stagnatie in zijn ontwikkeling. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen blijvende positieve verandering opgetreden.
De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 28 oktober 2022 tot 9 juni 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukt het belang van voortvarendheid in de begeleiding van [voornaam minderjarige] naar zijn meerderjarigheid, waarbij aandacht moet zijn voor zijn stemmingsproblemen, schoolgang en de ouder-kindrelatie. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.