ECLI:NL:RBROT:2022:10068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
FT EA 22/848 en FT EA 22/849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met een weigerende schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoekster, die onder beschermingsbewind staat. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 17,76% van haar totale schuldenlast van € 9.477,05 zou betalen. Acht van de negen schuldeisers stemden in met deze regeling, maar Trotz Vastgoed Beheer weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van Trotz slechts 4,5% van de totale schuldenlast bedraagt. Ondanks de weigering van Trotz, oordeelde de rechtbank dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare was voor verzoekster, gezien haar parttime werk en aanvullende uitkering. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van Trotz, en heeft besloten om Trotz te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan Trotz opgelegd, begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 3 november 2022
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 29 september 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Trotz Vastgoed Beheer (hierna: Trotz),
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 27 oktober 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer R.M. den Hamer, werkzaam bij Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan negen concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 9.477,05 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 18 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 17,76 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat doormiddel van eigen middelen een extra bedrag van € 900,00 zal worden ingelegd voor het saneringskrediet en ten goede zal komen aan de schuldeisers. Het aangeboden percentage zal daarom hoger uitvallen, in het voordeel van de crediteuren.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking en haar aanvullende uitkering op grond van de participatiewet. Verzoekster werkt parttime 20 uur per week als schoonmaakster. Ter zitting heeft schuldhulpverlening toegelicht dat het huidige aanbod het maximaal haalbare is, ondanks het feit dat verzoekster maar 20 uur per week werkt. Schuldhulpverlening heeft berekend of meer uur arbeid per week een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat, indien verzoekster meer uur per week gaat werken, dit niet resulteert in een hogere uitkering voor de schuldeisers. Door hogere inkomsten zullen de toeslagen die schuldenares ontvangt van de belastingdienst verminderen. Verzoekster heeft geen startkwalificaties, zodat het niet te verwachten is dat de aflossingscapaciteit gedurende het traject hoger zal worden.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoekster staat sinds 15 juli 2020 onder beschermingsbewind. Haar vaste lasten worden tijdig door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Trotz stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 424,60 op verzoekster, welke 4,5 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Trotz te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het aangeboden bedrag. Trotz heeft aangegeven dat zij van mening is dat verzoekster al lang geleden een betalingsregeling met haar had kunnen treffen. Dit temeer nu het om een klein bedrag gaat.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Trotz geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting (verder) toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Trotz bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Trotz in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Trotz een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,5 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk acht van de negen schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een parttime baan voor 20 uur per week. Daarnaast beschikt verzoekster over een aanvullende uitkering uit de participatiewet. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat de schuldeisers niet beter af zouden zijn, indien verzoekster meer uren zou gaan werken. Dit houdt verband met onder meer de toeslagen die verzoekster ontvangt. Daarnaast heeft verzoekster geen startkwalificaties. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Voorts is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat verzoekster naast het aangeboden saneringskrediet een bedrag van € 900,00 heeft gespaard, welk bedrag extra zal worden ingelegd ten behoeve van de schuldeisers.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Trotz, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Trotz te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Trotz zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Trotz om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Trotz in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 november 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.