In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoekster, die onder beschermingsbewind staat. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 17,76% van haar totale schuldenlast van € 9.477,05 zou betalen. Acht van de negen schuldeisers stemden in met deze regeling, maar Trotz Vastgoed Beheer weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van Trotz slechts 4,5% van de totale schuldenlast bedraagt. Ondanks de weigering van Trotz, oordeelde de rechtbank dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare was voor verzoekster, gezien haar parttime werk en aanvullende uitkering. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van Trotz, en heeft besloten om Trotz te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan Trotz opgelegd, begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.