ECLI:NL:RBROT:2022:10070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
FT EA 22/838 en FT EA 22/839
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en een totale schuldenlast van € 75.117,18, heeft op 27 september 2022 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en om één schuldeiser, [naam schuldeiser01], te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 49,40% van haar schulden aan de concurrente schuldeisers zal betalen tegen finale kwijting. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 werd duidelijk dat verzoekster fulltime werkt en bezig is met een re-integratietraject, met de verwachting dat zij per 1 december 2022 weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat 26 van de 27 schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl [naam schuldeiser01] zich verzet tegen het aanbod, omdat hij het bedrag te laag vindt en zijn persoonlijke omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van [naam schuldeiser01]. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de belangen van verzoekster en de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser01].

De rechtbank heeft daarom het verzoek om [naam schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, en is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: C/10/645257 / FT EA 22/838 - C/10/645258 / FT EA 22/839
uitspraakdatum: 3 november 2022
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 27 september 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [naam schuldeiser01] , in behandeling bij deurwaarderskantoor Caminada & van Leeuwen (hierna: [naam schuldeiser01] ),
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 27 oktober 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam schuldeiser01] (hierna: [naam schuldeiser01] ).
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zevenentwintig concurrente schuldeisers, met achtentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 75.117,18 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 25 juli 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 49,40 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Verzoekster heeft hulp gezocht voor haar fysieke en psychische klachten. Zij is bezig met een re-integratietraject. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat de verwachting is dat zij per 1 december 2022 weer volledig arbeidsgeschikt is. De afloscapaciteit van verzoekster zal dan ook toenemen.
Ten slotte heeft schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat verzoekster tot op heden nog niet heeft kunnen sparen, nu [naam schuldeiser01] loonbeslag heeft gelegd.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Zesentwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam schuldeiser01] stemt hier niet mee in. Hij heeft een vordering van € 3.229,48 op verzoekster, welke 4,3 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam schuldeiser01] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Ter zitting heeft [naam schuldeiser01] verklaart dat zijn persoonlijke omstandigheden drastisch zijn gewijzigd. Hij is volledig arbeidsongeschikt. Hij is niet in de financiele positie om het aanbod van verzoekster te accepteren. [naam schuldeiser01] stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser01] bij zijn weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam schuldeiser01] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,3 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zesentwintig van de zevenentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te wetende Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij heeft hulp gezocht voor haar fysieke en psychische klachten en zal naar het zich thans laat aanzien per 1 december 2022 weer volledig arbeidsgeschikt zijn, waardoor haar aflossingscapaciteit ten behoeve van de schuldeisers zal toenemen.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster maakt gebruik van budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. De vaste lasten worden tijdig door de budgetbeheerder voldaan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Dat [naam schuldeiser01] stelt niet akkoord te kunnen gaan, omdat zijn eigen financiële situatie dit niet toelaat, leidt niet tot een andere oordeel. De uitwerking van het voorstel zal immers ook voor hem een gunstiger resultaat opleveren, dan wanneer de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou worden verklaard.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser01] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser01] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser01] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 november 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.