Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- de heer [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- de heer [naam schuldeiser01] (hierna: [naam schuldeiser01] ).
Rechtbank Rotterdam
Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die kampt met financiële problemen en een totale schuldenlast van € 75.117,18, heeft op 27 september 2022 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en om één schuldeiser, [naam schuldeiser01], te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 49,40% van haar schulden aan de concurrente schuldeisers zal betalen tegen finale kwijting. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 werd duidelijk dat verzoekster fulltime werkt en bezig is met een re-integratietraject, met de verwachting dat zij per 1 december 2022 weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat 26 van de 27 schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl [naam schuldeiser01] zich verzet tegen het aanbod, omdat hij het bedrag te laag vindt en zijn persoonlijke omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van [naam schuldeiser01]. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de belangen van verzoekster en de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser01].
De rechtbank heeft daarom het verzoek om [naam schuldeiser01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, en is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.