Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster, mevrouw [naam01]. Verzoekster had op 23 september 2022 een verzoek ingediend om een dwangakkoord te bewerkstelligen met haar schuldeisers, waaronder MVGM Vastgoedmanagement B.V. en SWG Incasso Advocaten, namens Stichting Beheer en Bewaring DPF. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 bleek dat het verzoekschrift niet gericht was tegen de juiste partij, aangezien de oorspronkelijke schuldeiser DPF was en niet MVGM. De rechtbank heeft vastgesteld dat SWG, die namens DPF optrad, het verzoekschrift als onterecht heeft bestempeld en dat de belangen van de schuldeiser beter gewaarborgd zouden zijn in een WSNP-traject.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoekschrift niet alleen niet tegen de juiste partij was gericht, maar ook dat het nieuwe verzoekschrift dat ter zitting werd ingediend, wederom niet de oorspronkelijke schuldeiser betrof. Hierdoor heeft de rechtbank beide verzoekschriften afgewezen. De rechtbank heeft verder besloten dat er in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden beslist. De uitspraak benadrukt het belang van het correct richten van verzoekschriften in faillissementsprocedures en de noodzaak om de juiste partijen te betrekken bij schuldregelingen.
De beslissing van de rechtbank om het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen af te wijzen, is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, met mr. T.M.M. de Laat als griffier.