ECLI:NL:RBROT:2022:10071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
FT EA 22/830
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangakkoord en verzoek tegen verkeerde partij in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster, mevrouw [naam01]. Verzoekster had op 23 september 2022 een verzoek ingediend om een dwangakkoord te bewerkstelligen met haar schuldeisers, waaronder MVGM Vastgoedmanagement B.V. en SWG Incasso Advocaten, namens Stichting Beheer en Bewaring DPF. Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 bleek dat het verzoekschrift niet gericht was tegen de juiste partij, aangezien de oorspronkelijke schuldeiser DPF was en niet MVGM. De rechtbank heeft vastgesteld dat SWG, die namens DPF optrad, het verzoekschrift als onterecht heeft bestempeld en dat de belangen van de schuldeiser beter gewaarborgd zouden zijn in een WSNP-traject.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoekschrift niet alleen niet tegen de juiste partij was gericht, maar ook dat het nieuwe verzoekschrift dat ter zitting werd ingediend, wederom niet de oorspronkelijke schuldeiser betrof. Hierdoor heeft de rechtbank beide verzoekschriften afgewezen. De rechtbank heeft verder besloten dat er in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden beslist. De uitspraak benadrukt het belang van het correct richten van verzoekschriften in faillissementsprocedures en de noodzaak om de juiste partijen te betrekken bij schuldregelingen.

De beslissing van de rechtbank om het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen af te wijzen, is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, met mr. T.M.M. de Laat als griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 3 november 2022
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 23 september 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- MVGM Vastgoedmanagement B.V., (hierna: MVGM),
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
SWG Incasso Advocaten (hierna: SWG) heeft, namens Stichting Beheer en Bewaring DPF (hierna: DPF), voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend. SWG heeft in dit verweerschrift aangegeven dat DPF en SWG verhinderd zijn ter zitting te verschijnen.
De beschermingsbewindvoerder van verzoekster kon wegens persoonlijke omstandigheden niet aanwezig zijn op de zitting. De beschermingsbewindvoerder heeft per mail van
26 oktober 2022 de rechtbank bericht.
Ter zitting van 27 oktober 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening).
Het verzoekschrift ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet (hierna: Fw) is volgens het ingediende verweerschrift gericht aan de verkeerde partij. Schuldhulpverlening heeft ter zitting een nieuw gewijzigd verzoekschrift ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet aan de rechtbank overhandigd, met het verzoek om dit verzoek in behandeling te nemen.
De schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan één preferente vordering en negen concurrente vorderingen. De Belastingdienst heeft zowel een preferente als een concurrente vordering. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 28.315,25 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 6 juli 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 12,29 % aan de preferente schuldeisers en 6,14 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Verzoekster heeft bij brief van 4 augustus 2022 de eerder aangeboden schuldregeling aan SWG gewijzigd, inhoudende een betaling van 6,04 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar WIA-uitkering. Verzoekster is voor 100 % arbeidsongeschikt verklaard. Verzoekster en schuldhulpverlening hebben ter zitting bevestigd dat verzoekster arbeidsongeschikt is. Verzoekster heeft ernstige medische problemen. Het is dan ook aannemelijk dat het inkomen niet meer zal stijgen. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoekster staat sinds 14 januari 2022 onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt dan ook niet in de rede.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij abusievelijk niet de oorspronkelijke schuldeiser in het verzoekschrift heeft vermeld. Nu de vordering uit handen is gegeven, wordt er gecorrespondeerd met een derde partij, te weten SWG. SWG staat daarom op de schuldenlijst als incasso partij vermeld. Schuldhulpverlening heeft ter zitting een nieuw verzoekschrift overgelegd, met het verzoek dit verzoekschrift in plaats van het eerder ingediende verzoekschrift van 23 september 2022 in behandeling te nemen.
Uit het verzoekschrift van 23 september 2022 blijkt dat acht schuldeisers, met negen vorderingen, instemmen met de aangeboden schuldregeling. Eén schuldeiser, te weten MVGM, stemt niet in met de aangeboden schuldregeling. Zoals eerder is komen vast te staan, is MVGM niet de oorspronkelijke schuldeiser. Uit het verweerschrift dat door SWG is overgelegd, blijkt dat de oorspronkelijke schuldeiser, DPF evenmin instemt met de aangeboden schuldregeling.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft SWG te kennen gegeven dat haar cliënte het aangeboden bedrag te laag te vindt. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. In haar verweerschrift van 26 oktober 2022 heeft SWG, namens haar cliënte, allereerst opgemerkt dat het verzoekschrift zich richt tegen de verkeerde partij. Uit het gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 2 september 2022 blijkt dat niet MVGM een vordering heeft op verzoekster, maar DPF. Daarnaast is niet aangetoond dat de toewijzing van het dwangakkoord een beter resultaat zal opleveren dan wanneer een WSNP-traject wordt opgestart en worden de belangen van haar cliënte beter gewaarborgd in een WSNP-traject.

4..De beoordeling

De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor het beantwoorden van de vraag of het verzoekschrift ingevolge artikel 287a lid 1 Fw zich tegen de juiste partij heeft gericht.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
SWG heeft namens DPF een verweerschrift ingediend en zich onder meer op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift niet is gericht tegen de oorspronkelijke schuldeiser, namelijk DPF. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft verweerster het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 2 september 2022 overgelegd. Schuldhulpverlening heeft ter zitting getracht dit gebrek te herstellen door het indienen van een nieuw gewijzigd verzoek ex artikel 287a lid 1 Fw.
Afgezien van de vraag of een dergelijk verzoek, op deze wijze, ter zitting gewijzigd kan en mag worden, constateert de rechtbank dat het nieuwe en gewijzigde verzoekschrift wederom niet is gericht tegen de oorspronkelijke schuldeiser. Uit het ontruimingsvonnis van de Kantonrechter van 2 september 2022 blijkt dat DPF de oorspronkelijke schuldeiser is. MVGM is, zoals gesteld in het verweerschrift, slechts de beheerder. MVGM heeft, in tegenstelling tot DPF, geen vorderingsrecht jegens verzoekster. Zowel het oorspronkelijke verzoek als het ter zitting overgelegde verzoek ex artikel 287a lid 1 Fw richten zich niet tegen de oorspronkelijke schuldeiser. De rechtbank zal dan ook beide verzoekschriften ingevolge artikel 287a lid 1 Fw afwijzen.
Gezien het voorgaande behoeft het overige geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 november 2022.