ECLI:NL:RBROT:2022:10134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB-22_4985
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake aanvraag Verklaring omtrent het Gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een persoon uit [Plaats], had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming. De afwijzing vond plaats op 10 augustus 2022, waarna verzoeker herhaaldelijk om een voorlopige voorziening vroeg. Eerdere verzoeken om voorlopige voorzieningen werden op 14 oktober 2022 en 25 november 2022 afgewezen.

In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter beslist op het verzoek van verzoeker om een externe partijdeskundige te benoemen, met de opdracht om het besluit van 10 augustus 2022 opnieuw te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter overwoog dat er spoedeisend belang was, maar dat de beroepsgronden van verzoeker al eerder door de rechtbank waren beoordeeld en dat een deskundige niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4985

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2022 in de zaak tussen

[Naam] , uit [Plaats], verzoeker

en

De Minister voor Rechtsbescherming, verweerder.

Inleiding

Met een besluit van 10 augustus 2022 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter bij herhaling verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In uitspraken van 14 oktober 2022 (zaaknummer ROT 22/4449) en 25 november 2022 (zaaknummer ROT 22/4910) heeft de voorzieningenrechter de verzoeken afgewezen.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een externe partijdeskundige te benoemen met de opdracht om het besluit 10 augustus 2022 ten
aanzien van verzoekers aanvraag van 10 maart 2022 opnieuw en integraal te beoordelen.
Dit met het verzoek om de zitting in de hoofdzaak (zaaknummer ROT 22/3883) via een versnelde behandeling direct op het deskundigenrapport aan te laten sluiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Gelet op de benodigde tijd voor een deskundigenrapport en een binnen afzienbare termijn te verwachten oproep voor een zitting in de hoofdzaak, kan enige mate van spoedeisend belang niet aan verzoeker worden ontzegd. Het spoedeisend belang wordt daarom aangenomen.
4. Bij uitspraak tussen partijen van deze rechtbank van 16 februari 2022 (ROT 21/708), ziende op een eerdere afwijzing van een VOG door verweerder, is overwogen dat verzoekers beroepsgronden kunnen worden beoordeeld door de rechtbank en dat een benoeming van een deskundige daartoe niet noodzakelijk is. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding om daarover een ander standpunt in te nemen.
5. Het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.