ECLI:NL:RBROT:2022:10134
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake aanvraag Verklaring omtrent het Gedrag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een persoon uit [Plaats], had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming. De afwijzing vond plaats op 10 augustus 2022, waarna verzoeker herhaaldelijk om een voorlopige voorziening vroeg. Eerdere verzoeken om voorlopige voorzieningen werden op 14 oktober 2022 en 25 november 2022 afgewezen.
In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter beslist op het verzoek van verzoeker om een externe partijdeskundige te benoemen, met de opdracht om het besluit van 10 augustus 2022 opnieuw te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter overwoog dat er spoedeisend belang was, maar dat de beroepsgronden van verzoeker al eerder door de rechtbank waren beoordeeld en dat een deskundige niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.