ECLI:NL:RBROT:2022:10168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
10028143 \ CV EXPL 22-23321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en kosten door zorgverzekeraar na beëindiging zorgverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen FBTO Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. FBTO vorderde een bedrag van € 160,11 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 110,95, rente van € 0,76 en buitengerechtelijke kosten van € 48,40. De vordering was gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die tussen partijen was gesloten, waarbij de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de verzekeringspremie en zorgkosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 22 juli 2022, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder e-mailcorrespondentie van de gedaagde. FBTO had de zorgverzekering met terugwerkende kracht beëindigd omdat de gedaagde ook bij een andere zorgverzekeraar verzekerd was. De gedaagde betwistte de vordering niet, maar stelde dat hij pas later duidelijkheid had gekregen over de reden van de vordering, wat volgens hem had geleid tot onnodige procedurele stappen.

De kantonrechter oordeelde dat de hoofdsom van € 110,95 toewijsbaar was, evenals de buitengerechtelijke kosten en rente. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat FBTO tot de laatste akte onduidelijkheid had laten bestaan over de vordering. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10028143 \ CV EXPL 22-23321
datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
FBTO Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer van Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘FBTO’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 juli 2022, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 25 juli 2022 van de zijde van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging grondslag van eis van 21 september 2022 van de zijde van FBTO, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 17 oktober 2022 van de zijde van [gedaagde01] .

2..De feiten

2.1.
Tussen partijen is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde01] onder andere verzekeringspremie en zorgkosten vanwege eigen risico en eigen bijdragen verschuldigd.
2.2.
[gedaagde01] heeft een achterstand in de betaling van de verzekeringspremie en zorgkostennota’s laten ontstaan. De gemachtigde van FBTO heeft [gedaagde01] schriftelijk aangemaand tot betaling van de verzekeringspremie en zorgkosten.

3..Het geschil

3.1.
FBTO eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 160,11 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 110,95, rente van € 0,76 (berekend tot 22 juli 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 48,40 (inclusief btw).
3.2.
FBTO baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft met ingang van 5 januari 2022 een zorgovereenkomst bij FBTO afgesloten. Op grond van deze zorgverzekering is [gedaagde01] als verzekeringnemer periodiek premie aan FBTO verschuldigd. Toen FBTO ontdekte dat [gedaagde01] al bij een andere zorgverzekering was verzekerd, heeft FBTO de verzekering met terugwerkende kracht per 5 januari 2022 beëindigd. Omdat de automatische incasso over de maanden januari en februari 2022 niet meer tegengehouden kon worden, heeft FBTO de onverschuldigd betaalde bedragen op 28 januari 2022 terugbetaald. De automatische afschrijving over de maand februari 2022 werd echter gestorneerd, zodat de premie over de maand februari 2022 voor een bedrag van € 110,95 onterecht op 28 januari 2022 aan [gedaagde01] is terugbetaald. FBTO vordert dit bedrag terug. Aangezien [gedaagde01] dit bedrag ondanks aanmaning niet heeft terugbetaald binnen de gestelde termijnen, verkeert hij in verzuim en is hij een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde01] betwist niet dat hij de hoofdsom verschuldigd is, wel voert hij aan dat hem pas bij conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging grondslag van eis duidelijk werd waarom FBTO dit bedrag vordert. Wanneer FBTO dit eerder duidelijk had gemaakt, had het niet tot en procedure hoeven komen.

4..De beoordeling

Hoofdsom
4.1.
Aangezien [gedaagde01] de gevorderde hoofdsom niet betwist, is het gevorderde bedrag van in totaal € 110,95 toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente (die berekend tot 22 juli 2022 € 0,76 bedraagt) wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van FBTO volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
Proceskosten
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat FBTO tot de laatste akte (conclusie van repliek) onduidelijkheid heeft laten bestaan over de vordering. Gesteld noch gebleken is dat vóór de dag der dagvaarding duidelijk aan [gedaagde01] is uitgelegd waarom hij € 110,95 aan FBTO verschuldigd was. Hierin ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan FBTO te betalen € 160,11 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 110,95 vanaf 22 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
54214