ECLI:NL:RBROT:2022:10246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/10/619743 / FA RK 21-4312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning en omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2022 een beschikking gegeven over vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige en de regeling van het ouderlijk gezag en omgangsrecht. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.P. Kloppenburg, verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.G. Jagesar, verzet aantekende tegen dit verzoek. De vrouw had bezwaren tegen de erkenning, onder andere vanwege het verleden tussen partijen en de kwetsbaarheid van de minderjarige, die momenteel in een gezinsverband met de vrouw en haar nieuwe partner opgroeit. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige, de man en de vrouw afgewogen en geconcludeerd dat de erkenning in het belang van de minderjarige is, vooral gezien het DNA-onderzoek dat de man als biologische vader bevestigt. De rechtbank heeft het verzoek tot vervangende toestemming toegewezen en partijen aangemoedigd om deel te nemen aan een hulpverleningstraject voor omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft ook de rol van de bijzondere curator benadrukt, die zal helpen bij het informeren van de minderjarige en het bevorderen van de kennismaking tussen de man en de minderjarige. De beslissing over de zorg- en omgangsregeling is pro forma aangehouden voor de duur van negen maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/619743 / FA RK 21-4312
Beschikking van 21 november 2022 over vervangende toestemming voor erkenning, het ouderlijk gezag, de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken/de regeling over de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam01], hierna: de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam.
In deze zaak is belanghebbende:
[naam02], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat mr. R.G. Jagesar te Den Haag.
In deze zaak is als bijzondere curator van de minderjarige [naam minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] , opgetreden:
[naam03], advocaat te [vestigingsplaats01], hierna: de bijzondere curator.

1..De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 10 januari 2022;
  • het bericht met bijlage van de man van 11 mei 2022;
  • het bericht van de vrouw van 27 mei 2022;
  • het bericht van de man van 28 juni 2022.
Buiten de toegestane termijn is het volgende stuk overgelegd:
- het bericht met bijlagen van de vrouw van 7 november 2022.
De rechtbank zal dit stuk buiten beschouwing laten.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 8 november 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam04] .

2..De beoordeling

2.1.
Vervangende toestemming
2.1.1.
Het verzoek strekt tot het aan de man verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige.
2.1.2.
Op grond van artikel 1:204 lid 3 BW kan vervangende toestemming worden verleend, tenzij de erkenning de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de minderjarige in het gedrang komt, mits de man de verwekker is van de minderjarige.
De rechtbank moet daarbij de belangen van de minderjarige, de man en de vrouw wegen. De vrouw heeft met name belang bij het in stand houden van een ongestoorde verhouding met de minderjarige. De man heeft belang bij het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen hem en de minderjarige. De belangen van de minderjarige kunnen zowel zijn gelegen in een ongestoorde verhouding met de vrouw als in het ontstaan van een familierechtelijke betrekking met de man.
Die afweging mag niet leiden tot schade aan de belangen van de minderjarige of de vrouw. Van schade aan de belangen van de minderjarige is sprake als ten gevolge van de erkenning voor de minderjarige een reëel risico ontstaat dat de minderjarige wordt belemmerd in een evenwichtige ontwikkeling.
2.1.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en bepleit het verzoek af te wijzen.
2.1.4.
Uit het DNA Vaderschapsrapport van Consanguinitas DNA Verwantschapsanalyse blijkt dat de man niet kan worden uitgesloten als biologisch vader van de minderjarige. Op basis van de analyse is de kans op vaderschap 99,9%.
2.1.5.
De bijzondere curator adviseert het verzoek toe te wijzen.
2.1.6.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat erkenning van de minderjarige door de man de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zelf, zal schaden. De bezwaren van de vrouw tegen het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning zien enerzijds op wat in het verleden tussen partijen is voorgevallen en het feit dat partijen elkaar eigenlijk niet kennen en anderzijds op het feit dat de minderjarige volgens de vrouw kwetsbaar is en nu met de vrouw, haar nieuwe partner en een halfbroertje in gezinsverband opgroeit. Hoe begrijpelijk ook, de bezwaren zijn vooral te duiden als bezwaren tegen een gezamenlijke gezagsuitoefening en omgang tussen de man en de minderjarige. Dergelijke bezwaren kunnen evenwel niet leiden tot afwijzing van het verzoek om vervangende toestemming tot erkenning. Uit het DNA onderzoek blijkt dat de man biologisch de vader van de minderjarige is. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de juridische en dat de minderjarige in de toekomst altijd kan achterhalen wie zijn (juridische) vader is.
2.1.7.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek tot het aan de man verlenen van vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige toegewezen.
2.1.8.
Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank de man erop dat hij zelf met deze beschikking – nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan – naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, waar de minderjarige is geboren, dient te gaan om de akte van erkenning te laten opmaken.
2.2.
Ouderlijk gezag en regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken/
over de uitoefening van het omgangsrecht
2.2.1.
De man verzoekt vaststelling van een regeling over de uitoefening van het omgangsrecht waarbij de man:
  • de eerste 6 maanden om de week op zaterdagmiddag van 15:00 uur tot 16:00 uur contact met de minderjarige zal hebben, onder begeleiding van de vrouw;
  • na 6 maanden de minderjarige om de week op zaterdagmiddag van 12:00 tot 18:00 uur bij zich zal hebben.
Voorts verzoekt de man tezamen met de vrouw te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.2.3.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding. De rechtbank vindt het heel knap dat partijen, ondanks hun verleden en ondanks de zware periode waar de vrouw op dit moment door heen gaat, hiertoe bereid zijn in het belang van de minderjarige. De rechtbank zal hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit hulpverleningstraject, zoals is genoemd in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
2.2.4.
De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen op de hierna vermelde manier.
2.2.5.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak ten aanzien van de omgangs-/zorgregeling en het gezag (in eerste instantie) in afwachting van de resultaten van dit hulpverleningstraject pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden.
2.2.6.
Als het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgdragen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank. De rechtbank zal, als het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag en gemotiveerd aan te geven of een mondelinge behandeling in verband met het gezag gewenst is. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank in beginsel zonder verdere mondelinge behandeling, een eindbeschikking.
2.2.7.
Als het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd of de doelen niet (geheel) zijn behaald, zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad. De raad zal aan de hand van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te informeren of een raadonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
2.2.8.
Een raadsonderzoek blijft achterwege als de rechter meent voldoende ingelicht te zijn om een eindbeschikking te geven. De rechtbank zal de raad hierover berichten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft geïnformeerd over de noodzakelijkheid van een raadsonderzoek. De rechtbank bericht de raad slechts als zij geen raadsonderzoek nodig acht.
2.2.9.
Als de rechtbank met de raad een onderzoek noodzakelijk acht, geldt deze beschikking als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te verrichten, als het hulpverleningstraject (deels) niet is geslaagd. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval volgt dus een verdere aanhouding van de zaak.
2.2.10.
Gelet op het vorenstaande wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, als het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, aan de rechtbank advies uit te brengen ter beantwoording van de volgende vragen:
  • Welke zorgregeling /omgangsregeling komt het meest tegemoet aan het belang van de minderjarige?
  • Hoe moet de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
  • Zijn er feiten en/of omstandigheden die – bij toewijzing van het gezag aan de juridische ouder – gegronde vrees voor schending van de belangen van de minderjarige zouden opleveren?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te vermelden?
2.2.11.
Na ontvangst van het raadsrapport zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
2.2.12.
De kinderrechter heeft met partijen besproken dat, voordat een eerste ontmoeting tussen de man en de minderjarige bij de hulpverleningsinstantie plaatsvindt, de minderjarige dient te weten dat de man zijn vader is. Het is aan de vrouw om die voorlichting aan de minderjarige te geven en zij is zich ook bewust van de noodzaak van de statusvoorlichting. Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat partijen eerst elkaar zullen leren kennen. De bijzondere curator heeft toegezegd hierin een rol te willen spelen door partijen uit te nodigen voor een gesprek en met hen te bespreken wat nodig is om elkaar te leren kennen en de minderjarige te informeren. Partijen dienen de de wachttijd tot aan de start van het hulpverleningstraject te benutten zodat de vrouw de minderjarige kan vertellen dat de man zijn vader is. Ook zal de man ten behoeve van de statusvoorlichting informatie, geschikt voor een zesjarige, beschikbaar stellen aan de vrouw over zijn woon- en leefsituatie en dat hij daarbij een recente foto van zichzelf zal verstrekken.
2.3.
Proceskosten
2.3.1.
Omdat nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent [naam01] , geboren op [geboortedatum02], [geboorteplaats02] vervangende toestemming voor erkenning van:
[naam minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] ;
3.2.
stelt vast dat partijen, te weten:
[naam01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01]
en
[naam02] ,
wonende te [postcode02] [plaats01] , [adres02]
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding en dat het routeringspunt zorgdraagt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
3.3.
bepaalt dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject zullen bewerkstelligen dat de omgang/het contact tussen de man en de minderjarige tot stand wordt gebracht en dat zij afspraken zullen maken aan de hand waarvan de minderjarige onbelast contact/omgang kan hebben met beide partijen;
3.4.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
t.a.v. het routeringspunt
Dynamostraat 16, 3083 AK Rotterdam
e-mailadres: zorgbemiddeling@jbrr.nl;
3.5.
bepaalt dat het routeringspunt vóór na te melden pro-formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een afschrift aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, indien het hulpverleningstraject niet dan wel deels is geslaagd;
3.6.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een afschrift daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
3.7.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van een geslaagd hulpverleningstraject, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren;
3.8.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject:
- te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen;
- de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren; en
- indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel; en
- daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen,
met dien verstande dat de rechtbank kan beslissen, mits voldoende ingelicht, om zonder voormeld raadsonderzoek een eindbeschikking te geven;
3.9.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de vervangende toestemming voor erkenning;
3.10.
draagt de man op de rechtbank schriftelijk te berichten zodra de erkenning tot stand is gekomen, waarbij de akte van erkenning aan de rechtbank wordt meegezonden;
3.11.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorg-/omgangsregeling en het gezag aan tot
1 september 2023 PRO FORMA.
3.12.
bepaalt dat partijen, hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming op de genoemde pro-formadatum niet hoeven te verschijnen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.L. Raphael, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier P. Landman op 21 november 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.