ECLI:NL:RBROT:2022:10281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
FT EA 22/723 / FT EA 22/724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing moratorium en voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoeker op 12 augustus 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van de ontruiming van zijn huurwoning, die was uitgesproken in een eerder vonnis van 1 juli 2022. Tijdens de zitting op 15 september 2022 heeft de rechtbank de situatie van verzoeker beoordeeld, waarbij hij aangaf dat hij als ZZP-er voldoende inkomsten genereert om zijn huur te betalen. Verzoeker heeft ook hulp ingeschakeld van een schuldhulpverleningsorganisatie, Fima, die zijn financiën zal beheren.

Verweerster, de verhuurder, heeft in haar verweerschrift en ter zitting betoogd dat het verzoek afgewezen moet worden, omdat verzoeker eerder afspraken niet is nagekomen en er geen vertrouwen is dat hij nu wel aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, gezien de dreigende ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt. Daarom heeft de rechtbank het moratorium toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen.

Daarnaast heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorziening, met specifieke voorwaarden voor de uitvoering van de schuldregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 22 september 2022
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 12 augustus 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 12 augustus 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 15 september 2022.
Ter zitting van 15 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • A. Vrede-Dragan, werkzaam bij gemeente Hellevoetsluis (hierna: schuldhulpverlening);
  • mr. N.J.W.M. de Leeuw, werkzaam bij SWG Advocaten, namens [verweerster01] (hierna: verweerster);
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij verweerster.
Verweerster heeft voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij werkzaam is als ZZP-er en dat hij naast zijn eigen opdrachten sinds vier maanden ook opdrachten uitvoert voor een firma in zonnepanelen. Verzoeker heeft verklaard dat zijn inkomsten op dit moment gemiddeld
€ 2.000,- bruto per week bedragen. Verzoeker heeft voorts aangegeven dat hij voldoende opdrachten heeft, zodat hij ook in de toekomst in staat is om de huur te betalen. De huur over de maanden augustus en september 2022 is door verzoeker voldaan.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting aangegeven dat zij, samen met verzoeker, hulp heeft ingeschakeld van een derde, te weten Fima Schuldhulp voor bedrijven (hierna: Fima) in Nijmegen, die de financiën van verzoeker zal beheren en verzoeker zal ondersteunen bij zijn administratieve zaken. De privérekening en zakelijke rekening van verzoeker zullen op korte termijn door Fima worden overgenomen. Fima zal de vaste lasten tijdig voldoen, zodat er geen nieuwe achterstanden zullen ontstaan.

3..Het verweer

Verweerster heeft zich in haar verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Alleen in februari 2022 is er contact geweest met schuldhulpverlening om een betalingsregeling af te spreken, die verzoeker niet is nagekomen. Verzoeker is vervolgens niet ter zitting verschenen in de procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst bij de kantonrechter. Verweerster verwijt verzoeker dat er op geen enkele wijze tussendoor contact is opgenomen om tot een oplossing van de huurachterstand te komen, noch vanuit verzoeker, noch vanuit schuldhulpverlening. Verweerster is gedurende een periode van zes maanden in het ongewisse gebleven. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat verzoeker nu wel de lopende verplichtingen zal voldoen. Verweerster stelt zich daarnaast op het standpunt dat, mocht het moratorium al worden toegewezen, er geen sprake kan zijn van een periode van zes maanden, maar van vijf maanden, nu er sinds het tussenvonnis van 12 augustus 2022, reeds meer dan een maand is verstreken. Verweerster heeft ter zitting bevestigd dat de huurtermijnen over de maanden augustus en september 2022 zijn voldaan.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 juli 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 27 juli 2022 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 16 augustus 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 1 juli 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Schuldhulpverlening heeft voorts verklaard dat Fima op korte termijn de financiën van verzoeker zal overnemen en voor betaling van de vaste lasten zal zorgdragen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. Er is weliswaar enige tijd verstreken sinds het tussenvonnis van 12 augustus 2022, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om af te wijken van de in het verzoekschrift verzochte termijn. Het moratorium zal dan ook worden uitgesproken voor de duur van zes maanden.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 1 juli 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] te [plaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.