ECLI:NL:RBROT:2022:10284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
20-222
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldsaneringsregeling was op 12 maart 2020 uitgesproken, maar de bewindvoerder heeft verzocht om beëindiging omdat de schuldenaar zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden. De schuldenaar heeft in de periode van 8 december 2021 tot 18 juli 2022 in Angola verbleven zonder de bewindvoerder of andere betrokkenen hiervan op de hoogte te stellen. Dit heeft geleid tot het niet nakomen van de sollicitatieverplichting en het niet aanleveren van noodzakelijke informatie over zijn financiële situatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, waaronder het informeren van de bewindvoerder en het afdragen van inkomen aan de boedel. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat heeft geleid tot nieuwe schulden en het intrekken van zijn Participatiewet-uitkering. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.108,46, inclusief onkosten en omzetbelasting. Er is geen sprake van een faillissement van rechtswege, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 22 september 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 12 maart 2020 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar01],
[adres01]
[postcode01] [woonplaats01],
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 11 augustus 2022 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 9 september 2022 een laatste stand van zaken aan de rechtbank toegezonden.
De bewindvoerder, schuldenaar en de beschermingsbewindvoerder, mevrouw
B.D. Hooghart, zijn gehoord ter terechtzitting van 15 september 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar zich niet aan zijn sollicitatieverplichting en informatieverplichting heeft gehouden. Doordat schuldenaar niet alle benodigde informatie heeft aangeleverd, kan de bewindvoerder daarnaast niet beoordelen of schuldenaar voldoende aan de boedel heeft afgedragen. Op 10 augustus 2022 was er een verhoor bepaald. Schuldenaar is zonder opgave van redenen, niet verschenen.
In de laatste stand van zaken van 9 september 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat er geen informatie van schuldenaar is ontvangen. Daarnaast heeft schuldenaar geen sollicitatiebewijzen overlegd.
De bewindvoerder heeft uit van de gemeente Rotterdam en de beschermingsbewindvoerder ontvangen informatie geconstateerd dat schuldenaar in de periode van 8 december 2021 tot 18 juli 2022 in Angola heeft verbleven. Over deze reis heeft schuldenaar noch de bewindvoerder, noch de Sociale Dienst van de gemeente Rotterdam, noch de beschermingsbewindvoerder geïnformeerd. Daarnaast heeft schuldenaar, ondanks herhaald verzoek daartoe, geen informatie verstrekt over hoe hij de reis en zijn verblijf in Angola heeft bekostigd. Schuldenaar heeft de bewindvoerder laten weten dat hij in Angola een ongeval heeft gehad. Over dit ongeval en de gevolgen daarvan heeft schuldenaar eveneens geen informatie verstrekt.
Met ingang van 1 februari 2022 is het recht van schuldenaar op een Participatiewet-uitkering opgeschort, nu schuldenaar niet heeft gereageerd op verzoeken van de gemeente Rotterdam om informatie te verstrekken over de reis naar Angola. Door het ontbreken van inkomsten zijn er nieuwe schulden ontstaan. Doordat de Participatiewet-uitkering van schuldenaar is ingetrokken en zijn vakantiegeld werd verrekend, heeft er geen afdracht van het vakantiegeld aan de boedel kunnen plaatsvinden.
De bewindvoerder geeft voorts aan dat van schuldenaar over de jaren 2021 en 2022 kindgebonden budget wordt teruggevorderd voor een bedrag van € 1.367,00 respectievelijk
€ 1.401,00. Er was gereserveerd voor terugbetaling van deze vorderingen, echter vanwege het ontbreken van inkomsten heeft de betaling van de vaste lasten prioriteit gekregen. Er is weliswaar een betalingsregeling getroffen voor het terugbetalen van voornoemde terugvordering van de belastingdienst van € 57,00 respectievelijk € 59,00, maar de schuld zal niet binnen de looptijd van de schuldsaneringsregeling kunnen worden terugbetaald.
Voor wat betreft de sollicitatieplicht heeft de bewindvoerder voor het laatst in januari 2022 sollicitatiebewijzen ontvangen. Dit bevreemdt de bewindvoerder, nu schuldenaar op dat moment al in Angola verbleef.
De bewindvoerder heeft ter zitting gesteld dat hij zijn voordracht om de regeling tussentijds te beëindigen, handhaaft.
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij naar Angola is afgereisd en dat hij voornemens was om door te reizen naar Congo, om zijn kinderen te bezoeken. Hij heeft een bericht ontvangen van familie dat één van zijn kinderen ziek was. Hij wilde dit kind gaan bezoeken. Schuldenaar heeft voor het bekostigen van de reis hulp gehad van de kerk. Ook voor wat betreft het verblijf in Angola heeft hij hulp gehad van vrienden. Om de terugreis te betalen heeft hij van vrienden geld geleend. Hij heeft in Angola een ongeluk gehad, waardoor hij in het ziekenhuis moest verblijven.
Voor wat betreft de sollicitatieverplichting heeft schuldenaar verklaard dat hij hierbij hulp krijgt. De sollicitaties over december 2021 en januari 2022 zijn verzonden door de persoon die schuldenaar helpt. Schuldenaar heeft zelf nadien niet gesolliciteerd.
Schuldenaar erkent dat hij noch de bewindvoerder, noch de gemeente Rotterdam, noch de beschermingsbewindvoerder op de hoogte heeft gesteld van zijn vertrek naar Angola en biedt hiervoor zijn welgemeende excuses aan.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting gesteld dat schuldenaar met ingang van 20 juli 2022 weer een Participatiewet-uitkering ontvangt. Er wordt nog teruggevorderd een bedrag van € 483,63. Daarnaast zijn er, door het ontbreken van inkomsten in de periode van 1 februari 2022 tot 19 juli 2022, achterstanden van één maand ontstaan in lopende verplichtingen, namelijk in de betaling van de zorgverzekering, de telefoonrekening en
WA-verzekering. De beschermingsbewindvoerder heeft voorts aangegeven dat het budget van schuldenaar zeer krap is, waardoor de huidige betalingsregelingen met de belastingdienst met betrekking tot de terugvordering van het kindgebonden budget mogelijk niet meer kunnen worden nagekomen.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 45.401,00 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenaar heeft in Angola verbleven in de periode van 8 december 2021 tot 18 juli 2022 zonder de bewindvoerder, de gemeente Rotterdam en de beschermingsbewindvoerder hiervan in kennis te stellen. Ondanks herhaald verzoek daartoe, heeft schuldenaar geen stukken verstrekt, waaruit blijkt hoe de kosten van de reis naar Angola zijn voldaan en hoe hij zijn verblijf in Angola heeft bekostigd. Bovendien heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij twee tot drie maanden in het ziekenhuis in Angola moest verblijven en daardoor niet eerder naar Nederland kon terugkeren. Schuldenaar heeft zijn informatieverplichting geschonden en door het ontbreken van deze gegevens is de bewindvoerder niet in staat de afdrachtverplichting te beoordelen. Daarnaast is door het verblijf van schuldenaar in het buitenland de Participatiewet-uitkering van schuldenaar ingetrokken en zijn er nieuwe schulden ontstaan, te weten een terugvordering van de gemeente Rotterdam van € 483,63, de premiebetaling aan VGZ van € 189,12, alsmede is er sprake van één maand achterstand in de WA-verzekering en de telefoonrekening. Tevens kan door het krappe budget de getroffen betalingsregeling met de belastingdienst met betrekking tot de terugvordering van het kindgebonden budget over de jaren 2021 en 2022 van € 1.367,00, respectievelijk
€ 1.401,00 mogelijk niet meer worden nagekomen.
Daarnaast is schuldenaar tekort geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting. Er is sprake van een tekortkoming van acht maanden. Door het langdurige verblijf van schuldenaar in Angola, heeft hij geen deel uit kunnen maken van het arbeidsproces, noch heeft hij zich tot het uiterste ingespannen een betaalde dienstbetrekking te vinden. Schuldenaar heeft ook na terugkomst in Nederland op 18 juli 2022 niet aantoonbaar gesolliciteerd.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na de toelatingszitting van 12 maart 2020 van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank laat bij haar beslissing tevens zwaar meewegen dat schuldenaar zonder toestemming naar Angola is vertrokken en de bewindvoerder, de gemeente Rotterdam en de beschermingsbewindvoerder hiervan niet op de hoogte heeft gesteld. Daarnaast is schuldenaar bij een eerder bepaald verhoor op 10 augustus 2022 zonder bericht niet verschenen. Van een saneringsgezinde houding is niet gebleken. Het aangeboden excuus van schuldenaar tijdens de zitting van
15 september 2022 maakt dit niet anders.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4..De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.108,46;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.