ECLI:NL:RBROT:2022:10288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
18/235
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en afdrachtplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in het kader van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die onder bewind stond, had in 2018 de schuldsaneringsregeling aangevraagd. De looptijd van deze regeling was vastgesteld op vier jaar, tot 6 april 2022. Gedurende deze periode diende de schuldenaar zich te houden aan verschillende verplichtingen, waaronder het informeren van de bewindvoerder over zijn financiële situatie en het afdragen van zijn inkomen boven een vrij te laten bedrag aan de boedel.

Tijdens de procedure is gebleken dat de schuldenaar tekort is geschoten in zijn informatieplicht. De bewindvoerder heeft vastgesteld dat de schuldenaar diverse transacties op zijn bankrekening niet heeft gemeld, waaronder een bedrag van € 10.000,-- dat hij had ontvangen en dat volgens de bewindvoerder aan de boedel toekwam. Ook andere bedragen, zoals een smartengelduitkering en opbrengsten van de verkoop van inboedelgoederen, zijn niet correct gerapporteerd. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet voldoende had aangetoond dat deze bedragen niet aan de boedel toebehoorden en dat hij zijn verplichtingen niet was nagekomen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tekortkomingen van de schuldenaar, ondanks zijn argumenten dat hij onder beschermingsbewind stond, niet te verontschuldigen waren. De rechtbank heeft daarom besloten de schone lei te weigeren, wat betekent dat de schuldenaar niet in aanmerking komt voor kwijtschelding van zijn schulden. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenaar zijn geëindigd op 6 april 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 september 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 6 april 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar01],
[adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: M.A.T. Noordzij.

1..De procedure

Bij beschikking van 16 maart 2021 is de looptijd van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op vier jaar tot 6 april 2022.
Op 13 september 2021 heeft een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden over de nakoming van de informatieverplichting en afdrachtverplichting.
De bewindvoerder heeft op 27 januari 2022 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 19 april 2022 heeft wederom een verhoor met de rechter-commissaris over de nakoming van de informatieverplichting en afdrachtverplichting plaatsgevonden. Op 7 juni 2022 heeft de rechter-commissaris aan de rechtbank geadviseerd de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
De behandeling van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is bepaald op 9 juni 2022. Nu de beschermingsbewindvoerder wegens omstandigheden niet bij voornoemde eindzitting aanwezig kon zijn, is er een nieuwe datum bepaald voor de eindzitting en wel op 1 augustus 2022. Bij de eindzitting van 1 augustus 2022 kon schuldenaar wegens omstandigheden niet aanwezig zijn, zodat wederom een nieuwe datum is bepaald, te weten 15 september 2022. Op die zitting is de beëindiging behandeld.
Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar01] , schuldenaar;
  • J.M. van der Linden, advocaat;
  • V. Wennekers, beschermingsbewindvoerder;
  • M.A.T. Noordzij, bewindvoerder;
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Bewindvoerder
De bewindvoerder heeft in zijn verslagen en in zijn toelichting daarop aan de rechter-commissaris negatief geadviseerd met betrekking tot het verlenen van de schone lei aan schuldenaar. Daarbij heeft de bewindvoerder zich op het standpunt gesteld dat schuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing zijn. Die tekortkomingen zijn volgens de bewindvoerder als volgt.
Ten eerste is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting.
Schuldenaar heeft een bankrekening, lopende bij de ABN AMRO Bank (hierna: bankrekening). Op deze bankrekening hebben diverse transacties plaatsgevonden, welke transacties zijn besproken tijdens de verhoren van 13 september 2021 en 19 april 2022. Deze transacties zien naast transacties van de werkgever van schuldenaar met betrekking tot een onkostenvergoeding en een kerstgratificatie op het volgende.
Schuldenaar heeft op 24 april 2021 (achttien dagen na verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling) een bedrag van € 10.000,-- ontvangen op zijn bankrekening, welk bedrag niet ten gunste van schuldenaar, maar ten gunste van een vriend zou zijn. Het betreft hier een oude achterstallige lening. Op 24 april 2021 is vervolgens viermaal € 2.000,-- en eenmaal € 1.900,-- contant opgenomen bij een geldautomaat. De beschermingsbewindvoerder heeft een verklaring van een vriend toegezonden, waarin melding wordt gemaakt dat het bedrag in contanten is afgelost. De verklaring maakt echter nog steeds de aard van deze vergoeding niet duidelijk en evenmin de geleverde prestaties. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 10.000,-- aan de boedel toekomt, nu het hier gaat om een oude achterstallige lening.
Voorts is er een bedrag van € 4.070,-- op de bankrekening van schuldenaar gestort. Dit betreft de verkoop van inboedelgoederen via marktplaats. Voor wat betreft de verkoop van deze inboedel heeft schuldenaar niet aangetoond dat deze inboedel op naam van zijn partner staat, met wie schuldenaar onder het opstellen van huwelijksvoorwaarden is gehuwd. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de inboedel bovenmatig is geweest, nu er geen nieuwe inboedelzaken zijn teruggekocht en het bedrag van € 4.070,-- derhalve de boedel toekomt.
Schuldenaar heeft een ongeval gehad. In verband hiermee heeft hij een smartengelduitkering van € 4.750,-- ontvangen. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de schadevergoeding de boedel toekomt. Schuldenaar heeft de schadevergoeding echter niet aan de boedel afgedragen, maar stelt hiervoor een bed te hebben aangeschaft in verband met schouder- en nekklachten die hij zou hebben overgehouden aan het ongeval. Ondanks herhaald verzoek heeft schuldenaar niet met stukken onderbouwd dat hij een bed heeft aangeschaft en waarvoor hij het restant van de smartengelduitkering heeft aangewend.
Gelet op de actieve informatieplicht van de schuldenaar had het volgens de bewindvoerder dan ook op de weg van schuldenaar gelegen om de bewindvoerder uit eigen beweging te informeren over de transacties op de bankrekening. Nu de transacties betrekking hebben op een periode vóór verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling, had schuldenaar de bewindvoerder moeten informeren. De transacties zijn uitvoerig tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris besproken en schuldenaar is voldoende in de gelegenheid geweest zijn stellingen met stukken te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat schuldenaar de transacties op de bankrekening willens en wetens buiten de boedel heeft gehouden.
Ten tweede is sprake van een tekortkoming in de afdrachtverplichting. Met inachtneming van bovenstaande bedragen is er thans sprake van een boedelachterstand van € 31.365,57. Eerder heeft de bewindvoerder melding gemaakt van een boedelachterstand van circa
€ 23.000,--. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat hij al bij het verhoor van
19 april 2022 heeft gesteld dat het hier een verschrijving betreft en dat de daadwerkelijke achterstand € 31.365,57 bedraagt.
Schuldenaar
De advocaat heeft namens schuldenaar ter zitting verklaard dat de hoogte van de boedelachterstand wordt betwist, nu de bewindvoerder telkens andere bedragen vermeldt. De bewindvoerder heeft geen opheldering gegeven over de wisselende berekeningen. Voorts stelt schuldenaar dat de informatieverplichting met ingang van 16 maart 2021 niet langer op hem van toepassing was, behoudens het verstrekken van informatie met betrekking tot de boedelachterstand. Dit is immers uitdrukkelijk vermeld in de verlengingsbeschikking van de rechter-commissaris. Schuldenaar hoefde de bewindvoerder dan ook met ingang van 16 maart 2021 niet meer actief te informeren. Daarnaast stelt schuldenaar dat het eventuele verwijt dat hem te maken is voor schending van zijn informatieplicht, hem niet volledig kan worden toegerekend, omdat hij onder beschermingsbewind staat.
Schuldenaar heeft verklaard dat het bedrag van € 10.000,--, dat hij heeft ontvangen op zijn bankrekening, niet aan hem toekwam. Ook de inboedelgoederen behoorden niet aan hem toe, maar aan zijn partner, hetgeen blijkt uit de huwelijksvoorwaarden. Nu de partner van schuldenaar geen eigen bankrekening heeft, is de opbrengst van de verkoop op de bankrekening van schuldenaar gestort. Van de smartengeldvergoeding heeft schuldenaar een bed gekocht. Nu het bedrijf waar hij zijn bed heeft gekocht failliet is gegaan, is schuldenaar niet in staat aan te tonen wat de aankoopprijs van het bed is. De smartengeldvergoeding komt de boedel niet toe, nu schuldenaar deze heeft aangewend voor de aanschaf van een bed in verband met de medische klachten die hij heeft overgehouden aan het ongeval. De bewindvoerder neemt te makkelijk het standpunt in dat er bewust zaken buiten de boedel worden gehouden.
Verder betwist schuldenaar dat de onkostenvergoeding aan de boedel moet worden afgedragen, nu hij hiervoor bij zijn werkgever bonnen heeft moeten inleveren. Schuldenaar begrijpt dat hij zijn kerstgratificatie aan de boedel moet afdragen. Daar is geen discussie over.
Schuldenaar is financieel niet in staat om de boedelachterstand van € 31.365,57 tijdens een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling in te lopen. Conform een door schuldenaar opgestelde berekening van de boedelachterstand, bedraagt de achterstand
€ 10.000,--. Schuldenaar heeft verklaard dat hij de boedelachterstand van € 10.000,-- tijdens een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling kan aanzuiveren.
Beschermingsbewindvoerder
De beschermingsbewindvoerder stelt dat de bankrekening van schuldenaar wel bekend was bij de bewindvoerder. Schuldenaar is te goeder trouw geweest. Hij heeft zich altijd ingespannen om de schuldsaneringsregeling zo goed mogelijk te laten verlopen. Voor wat betreft de door schuldenaar berekende boedelachterstand van € 10.000,-- geeft de beschermingsbewindvoerder aan dat een bedrag van € 5.000,-- ineens kan worden voldaan en het restantbedrag in maandelijkse termijnen van € 1.750,--.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om in dit geval na vier jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 71.470,23 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank volgt schuldenaar weliswaar in zijn standpunt dat de informatieplicht voor het grootste deel is komen te vervallen na 16 maart 2021 (datum verlengingsbeschikking rechter-commissaris), maar dit betekent niet dat schuldenaar de bewindvoerder niet meer hoefde te informeren over gebeurtenissen of transacties die zien op de periode daarvoor. Nu schuldenaar heeft gesteld dat de € 10.000,-- betrekking heeft op de terugbetaling van een achterstallige lening, zien de desbetreffende transacties op zijn bankrekening op handelingen die betrekking hebben op een periode vóór 16 maart 2021 en had schuldenaar de bewindvoerder daarover uit eigen beweging moeten informeren. Dit geldt ook voor de overige transacties die op de bankrekening hebben plaatsgevonden en waarover schuldenaar de bewindvoerder niet actief heeft geïnformeerd, zoals de smartengelduitkering en de onkostenvergoeding. Schuldenaar wordt ook ten aanzien van die transacties niet gevolgd in zijn, niet onderbouwde, stelling dat die bedragen niet aan de boedel toebehoren. Dit oordeel geldt niet ten aanzien van de opbrengsten van de verkoop van de inboedel via marktplaats, nu uit de huwelijksvoorwaarden volgt dat de echtgenote van schuldenaar die inboedel heeft ingebracht. Gelet op de hoogte van de boedelachterstand en hetgeen daarover hierna wordt geoordeeld, heeft dit oordeel verder geen invloed op het al dan niet verlenen van de schone lei. Van schuldenaar wordt tijdens de schuldsaneringsregeling een actieve houding verwacht. De bewindvoerder heeft schuldenaar diverse malen om informatie verzocht met betrekking tot de transacties op de bankrekening ter zake de geldlening, de verkoop van de inboedelgoederen, de smartengelduitkering, de onkostenvergoeding van de werkgever en de kerstgratificatie. Tijdens en voorafgaand aan het verhoor met de rechter-commissaris van 19 april 2022 zijn de transacties op de bankrekening uitvoerig met schuldenaar besproken. Verder is schuldenaar meermalen in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te onderbouwen met schriftelijk bewijs. Ook is hij voorafgaand aan het verhoor van 19 april 2022 in de gelegenheid gesteld om gegevens aan te leveren van de personen die mogelijk als getuige het standpunt van schuldenaar kunnen onderbouwen. Schuldenaar heeft hier om hem moverende redenen geen gebruik van gemaakt. Schuldenaar heeft door zijn handelwijze geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding. Nu schuldenaar geen nadere informatie heeft verschaft, heeft hij de schijn gewekt dat hij gelden die zijn ontvangen op de bankrekening, bewust buiten het zicht van de bewindvoerder heeft willen houden en bestaat het vermoeden dat hij zijn schuldeisers moedwillig heeft willen benadelen.
Door het niet voldoen aan de informatieplicht is de boedelachterstand verder opgelopen. De rechtbank volgt schuldenaar niet in zijn stelling dat de boedelachterstand slechts € 10.000, bedraagt, nu hij deze stelling niet voldoende heeft onderbouwd. Schuldenaar heeft ook na het verhoor van 19 april 2022 geen betalingen aan de boedel verricht.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. Schuldenaar had goed op de hoogte kunnen en moeten zijn van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling. Dat het verwijt van het niet voldoen aan de verplichtingen schuldenaar niet kan worden toegerekend, zoals hij heeft aangevoerd, is evenmin aannemelijk geworden. Dat schuldenaar een beschermingsbewindvoerder heeft, ontneemt hem niet van de – gezamenlijke – verantwoordelijkheid om de bewindvoerder te informeren en aan de overige verplichtingen te voldoen.
De tekortkomingen staan in de weg aan de beëindiging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei.
De rechtbank ziet geen aanleiding om schuldenaar via (nog) een verlenging de kans te geven de tekortkomingen te compenseren. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van de tekortkomingen en is overigens geen haalbare mogelijkheid, nu schuldenaar heeft verklaard gedurende een verlenging financieel niet in staat te zijn de boedelachterstand te voldoen. Dat de opbrengst van de verkoop van de inboedelgoederen niet aan de boedel toekomt, maakt dit niet anders omdat het ten opzichte van de gehele boedelachterstand om een relatief klein bedrag gaat en schuldenaar heeft gesteld slechts € 10.000, te kunnen betalen.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan de tekortkomingen conform artikel 354, tweede lid, van de Faillissementswet, gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing dienen te blijven zijn niet gesteld noch gebleken.
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. Met betrekking tot het aanvullende salarisverzoek zal op een later tijdstip een beslissing worden genomen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar zijn geëindigd op 6 april 2022;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.074,70.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.