ECLI:NL:RBROT:2022:1035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
C/10/630170 / JE RK 21-3242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe opvoedsituatie met gescheiden ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 11 februari 2021 en liep tot 11 februari 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat de kinderen in een onveilige opvoedsituatie verkeren door de problematische communicatie tussen de ouders. Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord, die hun zorgen uitten over de uitvoering van de ondertoezichtstelling door de GI. Beide ouders gaven aan dat de hulpverlening tot nu toe niet effectief is geweest en dat er veel wisselingen van jeugdbeschermers zijn geweest, wat de situatie heeft verergerd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zorgelijke signalen vertonen en dat de echtscheidingsproblematiek nog steeds aanwezig is. Ondanks de onvrede van de ouders over de GI, oordeelde de kinderrechter dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en het welzijn van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 februari 2023 en benadrukt het belang van voortzetting van de systeemtherapie en verbetering van de communicatie tussen de ouders. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/630170 / JE RK 21-3242
datum uitspraak: 4 februari 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het proces-verbaal van 24 januari 2022.
Op 4 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader.
Bij beschikking van 11 februari 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 11 februari 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] groeien op in twee samengestelde gezinnen. Tussen de ouders is sprake van onvoldoende constructieve communicatie en stabiliteit. Beide ouders uiten zorgen over de opvoedsituatie bij de andere ouder. De kinderen hebben daar last van en komen klem te zitten. In de opvoedsituatie bij de vader is systeemtherapie ingezet waarbij gewerkt wordt aan de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen. Voor de ouders is geprobeerd Ouderschap Na Scheiding (ONS) in te zetten, maar dit is stopgezet omdat beide ouders aangaven hier geen baat bij te hebben. De komende tijd zal daarom geprobeerd worden om Solo Parallel Ouderschap in te zetten, maar hier is nog geen overeenstemming over.

De standpunten

De moeder is het eens met het verzoek, maar heeft haar onvrede geuit over de wijze waarop de GI het afgelopen jaar de ondertoezichtstelling heeft uitgevoerd. Er zijn meerdere wisselingen van jeugdbeschermers geweest en het gezinsplan is niet correct. Er staan onjuiste dingen in. De moeder wordt neergezet als boeman. De hulpverlening heeft tot op heden ook nog niets opgeleverd en de hulpverleners onderling communiceren niet met elkaar. De moeder mist ondersteuning vanuit de GI. De communicatie met de vader gaat sinds een aantal weken beter.
De vader sluit zich aan bij hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht. Door de vele wisselingen van jeugdbeschermers en de onbereikbaarheid van de jeugdbeschermers lopen de ouders en de kinderen vast. De ondertoezichtstelling is tot nu toe erg rommelig verlopen. Er wordt geen aandacht aan het gezin besteed en er wordt geen regie gevoerd. De vader kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling, mits er het komende jaar adequaat wordt gehandeld.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] het afgelopen jaar verder verstrikt zijn geraakt in hun loyaliteitsconflict. De echtscheidingsproblematiek met bijkomende verstoorde communicatie tussen de ouders is nog onverkort aanwezig. De hulpverlening die hier tot op heden voor is ingezet (mediation en ONS) heeft geen resultaat gehad. Ook binnen de ondertoezichtstelling is het nog niet gelukt om tot verbetering van de problematiek te komen. De kinderen laten inmiddels beiden zorgelijke kindsignalen zien. In de opvoedsituatie bij de vader is systeemtherapie ingezet; dit lijkt wel aan te slaan.
De ouders hebben ter zitting hun onvrede geuit over het handelen van de GI het afgelopen jaar. Dat de vele wisselingen in jeugdbeschermers niet in positieve zin bijdraagt aan de problematiek, is begrijpelijk. Een gebrek aan communicatie, toezicht en monitoring – zoals de ouders dat hebben ervaren – is evenmin constructief. De ouders hebben hierdoor het vertrouwen in de GI verloren. De kinderrechter is echter van oordeel dat de zorgen en de problematiek nog van dusdanige aard zijn dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het komende jaar is van belang dat de systeemtherapie wordt gecontinueerd, dat er gewerkt wordt aan de individuele problematiek van de kinderen en dat de communicatie tussen de ouders verbetert. Wellicht dat Solo Parallel Ouderschap voor de ouders wel helpend is. In ieder geval is het voor het verloop van de ondertoezichtstelling van belang dat het vertrouwen van de ouders in de GI wordt hersteld en dat zij zich gehoord voelen. Uiteindelijk komt dit het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ten goede.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 11 februari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.