ECLI:NL:RBROT:2022:10409
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een sanctie van € 240,00 ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 9 september 2020. De betrokkene heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 14 november 2022 heeft de kantonrechter de zaak behandeld. De betrokkene ontkende de gedraging en betwistte de bevoegdheid van de verbalisant, alsook de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen. De betrokkene stelde dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden en dat de werkinstructie-corona geen reden was om af te zien van staandehouding. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen en dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was geweest.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de sanctie terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de verbalisant in redelijkheid niet tot staandehouding kon overgaan. De betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om de sanctie te matigen of te concluderen dat deze niet billijk was. Het beroep van de betrokkene is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen.