ECLI:NL:RBROT:2022:10415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/10/646340 / JE RK 22-2405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als verzoeker aangemerkt. De moeder van [naam kind01] heeft eerder aangegeven akkoord te gaan met een verlenging van zes maanden, maar was niet aanwezig bij de zitting. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de pleegmoeder van [naam kind01].

De feiten tonen aan dat [naam kind01] onder toezicht is gesteld sinds 25 november 2020, met een machtiging tot uithuisplaatsing die voor het laatst is verlengd tot 25 november 2022. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij de moeder aanvankelijk instemde met een verlenging van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er psychische hulpverlening nodig is. De moeder heeft toestemming gegeven voor aanmelding bij een KOPP/KOV-groep, maar er zijn zorgen over haar vermogen om hulpverlening te accepteren.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moeten worden voor de duur van zes maanden, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. De kinderrechter heeft ook verzocht om een rapportage van de GI over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van [naam kind01] op de pro forma datum van 1 mei 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/646340 / JE RK 22-2405
Datum uitspraak: 21 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de toetsing van de Raad van 14 november 2022, ingekomen bij de griffie op 15 november 2022;
- het e-mailbericht van de jeugdbeschermer van 18 november 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 21 november 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam02] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de pleegmoeder van [naam kind01] , [naam03]
. Zij is tevens aangemerkt als informant.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] verblijft in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 25 november 2020 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 25 november 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 juli 2022 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 25 november 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen met zes maanden.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] te verlengen voor de duur van zes maanden in een voorziening voor pleegzorg. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI wijzigt het verzoek ter zitting in die zin dat een verlenging voor de duur van 1 jaar wordt verzocht. De afgelopen periode heeft de GI geprobeerd met de moeder in contact te komen om te kijken of er kan worden overgedragen aan het wijkteam in het vrijwillige kader. Helaas komt dit niet van de grond. Er is vorige week geprobeerd om een groot overleg te plannen met de moeder en haar advocaat. Op het laatste moment heeft de moeder aangegeven geen overleg te willen en akkoord te zijn met het verzoek van de GI om te verlengen met zes maanden. Zij had tevens aangegeven dat zij niet aanwezig zou zijn ter zitting vandaag. Het is fijn dat zij toch is gekomen. De GI wil alsnog een overleg plannen om te kijken hoe de situatie verder moet en wat het beste is voor [naam kind01] . De GI verwacht niet dat er binnen zes maanden een verandering gaat komen die ervoor zorgt dat [naam kind01] teruggeplaatst zal worden bij de moeder. De insteek was dat als de moeder in het vrijwillige kader de hulpverlening zou accepteren, de GI een stap terug kon doen. Dit bleek echter niet haalbaar. Daarnaast heeft [naam kind01] hulpverlening nodig en zou de GI hem graag aanmelden voor behandeling in een KOPP/KOV-groep (i.e. Kinderen van Ouders met Psychische Problemen (KOPP) / Kinderen van Ouders met Verslavingsproblemen (KOV). De moeder geeft hier geen toestemming voor. Eerder heeft MST-CAN intensieve hulpverlening geboden in de thuissituatie. Hierna is gewerkt aan een thuisplaatsing van [naam kind01] maar dit is niet voldoende gelukt. De GI zou graag de ondertoezichtstelling gebruiken om een ingang te vinden bij de moeder voor het opstarten van hulpverlening voor [naam kind01] . De GI wil daarnaast onderzoeken waar het perspectief van [naam kind01] ligt. [naam kind01] verdient duidelijkheid, des te meer omdat blijkt dat hij de afgelopen periode last heeft van de situatie. Het is tevens van belang dat er een PO wordt afgenomen bij de moeder om te onderzoeken of de moeder in staat is om voor [naam kind01] te zorgen. Een periode van 12 maanden is hiervoor wenselijk.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft ter zitting het volgende standpunt kenbaar gemaakt. De moeder had eerder aan de GI aangegeven akkoord te gaan met een verlenging van zes maanden. Zij ging er om die reden vanuit dat de zitting van vandaag niet door ging. Voor de zekerheid is zij langsgekomen en het bleek dat de zitting toch plaatsvond. De advocaat van de moeder is niet aanwezig ter zitting. De moeder vindt het gek dat de jeugdbeschermer zegt dat het niet goed met haar gaat, terwijl de jeugdbeschermer haar maar één keer heeft gezien sinds de vorige zitting. De moeder geeft aan dat zij altijd mee heeft gewerkt met de hulpverlening. Zij was niet aanwezig bij het grote overleg omdat zij zich niet veilig voelt bij de jeugdbeschermer en de pleegmoeder. Desondanks is de moeder wel blij dat [naam kind01] een groot deel van de week bij de pleegmoeder verblijft. Het is niet goed voor [naam kind01] en de moeder om zeven dagen per week samen te wonen. Desgevraagd geeft de moeder ter zitting aan toestemming te geven voor het aanmelden van [naam kind01] bij een KOPP/KOV-groep.

Het standpunt van de pleegmoeder van [naam kind01]

De pleegmoeder van [naam kind01] heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. [naam kind01] is onzeker en vaak in paniek. Hij vraagt zich af of er wel van hem wordt gehouden. Er wordt veel met [naam kind01] heen en weer gesleept. Hij verblijft momenteel op maandag, dinsdag en woensdag bij de moeder. Op vrijdag en zaterdag verbleef hij bij zijn stiefvader omdat hij op zaterdagmorgen naar scouting in de buurt ging. De rest van de tijd is [naam kind01] bij de pleegmoeder. [naam kind01] heeft een druk leven en het wordt hem soms te veel. [naam kind01] vindt het wel fijn bij de pleegmoeder en bij de moeder. Het is niet in het belang van [naam kind01] om weer alleen bij de moeder te wonen. De pleegmoeder vraagt zich ter zitting af of [naam kind01] eventueel gehoord kan worden zodat hij zijn mening kan geven. Ook is er psychische hulp nodig voor [naam kind01] . Hij heeft last van een schuldgevoel en een loyaliteitsprobleem tussen de moeder en de pleegmoeder. Ook heeft [naam kind01] contact met zijn (biologische) vader maar het is voor diens familie onbekend dat hij nog een kind heeft. Daar moet dus over gezwegen of gelogen worden. [naam kind01] heeft het gevoel dat hij een ongelukje is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind01] is onzeker en ervaart onduidelijkheid over zijn perspectief. Hij slaapt een aantal nachten per week bij de moeder en verblijft de rest van de tijd bij de pleegmoeder. Ook sliep hij van vrijdagnacht op zaterdag bij zijn stiefvader. Het is positief dat er zoveel mensen van [naam kind01] houden en voor hem willen zorgen. Het zorgt echter ook voor een hoop heen en weer gereis en verwarring bij [naam kind01] . Daarnaast geeft zowel de pleegmoeder als de GI aan dat [naam kind01] psychische hulpverlening nodig heeft. Hoewel de moeder aangeeft altijd mee te werken aan hulpverlening, stelt de GI dat de moeder slecht bereikbaar is en geen toestemming geeft voor een aanmelding bij een KOPP/KOV-groep voor [naam kind01] . Het lijkt de moeder onvoldoende te lukken om de aangeboden hulpverlening te accepteren en daarmee de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] weg te nemen.
Ter zitting blijkt opnieuw dat de moeder telkens naar andere mensen wijst waarom iets niet is gelukt op momenten waar het aankomt op haar eigen verantwoordelijkheid en eigen handelen. Dit externaliseren lijkt vooral onbegrip en onvermogen te zijn bij de moeder. Het is de komende periode de taak van de GI om uit te zoeken welk vermogen de moeder heeft om de hulpverlening te aanvaarden en alle opvoedtaken te vervullen. De kinderrechter acht de kans aanwezig dat het vermogen van de moeder om hulpverlening te accepteren zodanig problematisch is, dat er afgevraagd kan worden of er een moment zal komen waarop zij de volledige zorg voor [naam kind01] kan dragen. Het antwoord op deze vraag dient, in het belang van [naam kind01] , niet een jaar op zich te laten wachten. De kinderrechter verwacht om deze reden over zes maanden een verslag van de GI met een duidelijke en gedetailleerde omschrijving van welke hulpverlening er is ingezet en hoe deze is verlopen. Het is positief dat de moeder ter zitting toestemming geeft om [naam kind01] aan te melden bij de KOPP/KOV-groep. De moeder heeft behoefte aan duidelijke aanwijzingen. Wanneer het niet is gelukt om passende hulpverlening van de grond te krijgen, dient duidelijk naar voren te komen wat de reden is dat het niet is geslaagd. De kern van de problematiek dient zorgvuldig te worden beschreven en naar voren te komen in de rapportage van de GI. Het is van belang dat het komende half jaar wordt onderzocht of er kan worden toegewerkt naar het vrijwillige kader of dat het perspectief van [naam kind01] ergens anders ligt. Op basis van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van zes maanden. Het overig verzochte zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum. De kinderrechter verzoekt de GI alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 25 mei 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 25 mei 2023;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 mei 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende) de verzochte rapportage te doen toekomen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.