ECLI:NL:RBROT:2022:10416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/10/642398 / JE RK 22-1814
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 augustus 2022 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 augustus 2022 een verzoek ingediend voor deze ondertoezichtstelling, omdat er zorgen waren over de thuissituatie van [naam kind01]. De moeder vertoonde wispelturig gedrag en er waren meldingen van ruzies in het bijzijn van de baby. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals bedoeld in artikel 255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.

Tijdens de zitting heeft de moeder haar standpunt toegelicht en ontkend dat er sprake was van een ruzie. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen over de thuissituatie van [naam kind01] ernstig zijn en dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de acute en ernstige bedreiging voor het kind weg te nemen. De kinderrechter heeft besloten dat [naam kind01] voorlopig onder toezicht wordt gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 augustus 2022.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er een veilige en rustige thuissituatie voor [naam kind01] is en dat er gekeken moet worden naar de rol van de ouders en de ondersteuning die zij nodig hebben. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022, en is schriftelijk vastgesteld op 11 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642398 / JE RK 22-1814
Datum uitspraak: 3 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
De kinderrechter heeft op 1 augustus 2022 overwogen dat behandeling van het verzoek en het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbende kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind01] . De Raad, de GI en de belanghebbende worden daarom in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op een zitting.
Op 3 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02] ;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam03] en [naam04] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] woont met de moeder in een ouder-kindvoorziening van ASVZ.

Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van drie maanden.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Er zijn zorgen over [naam kind01] bij de moeder thuis. De moeder laat wispelturig gedrag zien en er is regelmatig sprake van ruzies in het bijzijn van de baby. De moeder stond op het punt om weg te gaan bij ASVZ maar heeft dit gelukkig niet gedaan. De grootmoeder moederszijde (mz) heeft de Raad gisteren ingelicht dat er een ruzie is geweest tussen de moeder en de vader. Het is van groot belang dat de moeder zich aan de veiligheidsafspraken houdt die er zijn gemaakt. Uit onderzoek is gebleken dat de moeder niet manisch is. In het contact met [naam kind01] laat de moeder veel liefde zien en heeft zij veel te bieden. De Raad wil de komende periode met de moeder gaan bekijken hoe het netwerk in elkaar steekt en wie de juiste steun kan bieden aan de moeder. De jeugdbeschermer zal moeten monitoren of de moeder de veiligheidsafspraken nakomt en of er opvoedondersteuning in de thuissituatie wenselijk is. Daarnaast moet worden uitgezocht of de moeder samen met [naam kind01] bij ASVZ kan blijven.
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Op grond van de inhoud van het raadsrapport zijn zij het eens met een voorlopige ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting het volgende toegelicht. Er is geen sprake geweest van een ruzie gisteravond. De moeder heeft een afspraak dat de vader weggaat zodra de spanningen binnenshuis hoog oplopen. Ook gisteravond was er sprake van een irritatie waarbij de moeder de vader en de grootmoeder vaderszijde (vz) heeft weggestuurd. Dit is niet problematisch verlopen. De moeder geeft aan dat de grootmoeder mz niet de waarheid spreekt over de ruzie. De vader doet het daarnaast hartstikke goed met [naam kind01] . De moeder wil de komende tijd met [naam kind01] bij ASVZ blijven wonen en geeft aan dat er geen sprake is van een tijdelijke plaatsing.

De beoordeling

Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling zoals bedoeld in artikel 255, eerste lid Burgerlijk Wetboek, is vervuld. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind01] weg te nemen. [naam kind01] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).
[naam kind01] heeft in haar korte leven al veel onrust ervaren. Vanwege haar jonge leeftijd is zij volkomen afhankelijk van de zorg van haar ouders. De Raad geeft aan dat er in de thuissituatie vaak ruzies zijn tussen de vader en de moeder. Ook gisterenavond zou er sprake geweest zijn van een ruzie. De moeder betwist dat dit is gebeurd. Er zijn echter te veel meldingen dat sprake is van ruzies, verbaal geweld en onrust, waardoor de kinderrechter niet zonder meer kan afgaan op de ontkenning van de moeder. Het is positief om te horen dat de moeder veel liefde en verzorging aan [naam kind01] kan bieden. Het is echter ook van belang dat er sprake is van een veilige en rustige thuissituatie van [naam kind01] . Er dient te worden uitgezocht of de moeder samen met [naam kind01] bij de ouder-kindvoorziening van ASVZ kan blijven en of er (nadere) opvoedondersteuning moet worden ingezet. Daarnaast is het belangrijk dat er wordt bekeken of de gemaakte veiligheidsafspraken dienen te worden herzien nu is gebleken dat er bij de moeder geen sprake is van een manische psychische gesteldheid. De jeugdbeschermer kan hierbij de regie voeren om te zorgen dat dit soepel verloopt. Het moet voor de moeder duidelijk zijn wat er van haar wordt verwacht. Daarnaast moet duidelijk zijn wat de rol van en de afspraken met de vader zijn en wat de rol van ASVZ is bij de ondersteuning van de moeder in de opvoeding en verzorging van [naam kind01] . De jeugdbeschermer kan er vervolgens tevens op toezien dat de gemaakte veiligheidsafspraken worden nageleefd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 3 augustus 2022 tot 3 november 2022;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 11 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.