ECLI:NL:RBROT:2022:10437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
10047076 \ CV EXPL 22-24883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen verhuurder en huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Achmea Dutch Residential Fund (hierna: Achmea) en [naam02]. Achmea vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De huurders, [naam02] en [naam01], waren in gebreke gebleven met de betaling van de huur, die laatstelijk € 1.417,65 per maand bedroeg. De huurachterstand was opgelopen tot € 9.826,76. Achmea had eerder een verstekvonnis verkregen, maar [naam02] kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat zij niet op de hoogte was van de huurachterstand en de dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat [naam02] tijdig in verzet was gekomen en dat de huurachterstand substantieel was, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter verklaarde de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van het vonnis en wees de vorderingen van [naam02] in reconventie af. Tevens werden de buitengerechtelijke incassokosten en rente toegewezen aan Achmea. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10047076 \ CV EXPL 22-24883
datum uitspraak: 25 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Achmea Dutch Residental Fund,
vestigingsplaats: Amsterdam-Duivendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[naam01]

woonplaats: [woonplaats01]
oorspronkelijk gedaagde in conventie,
die niet in deze procedure is verschenen,

2.[naam02] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
oorspronkelijk gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Achmea’ en ‘ [naam02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 juni 2022, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 19 juli 2022 met zaaknummer 9963161 \ CV EXPL 22-19731;
  • de verzetdagvaarding van 8 augustus 2022 met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 7 oktober 2022 van de zijde van Achmea, met bijlage;
  • de conclusie van antwoord in reconventie in oppositie, met bijlagen.
1.2.
Op 17 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De feiten

2.1.
Tussen Achmea als verhuurder en [naam02] en [naam01] als huurders is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woonruimte aan de [adres01] (hierna: het gehuurde) te Rotterdam. [naam02] en [naam01] zijn op basis van deze huurovereenkomst maandelijks bij vooruitbetaling een huurprijs van laatstelijk € 1.417,65 verschuldigd.
2.2.
Het huwelijk van [naam02] en [naam01] is duurzaam ontwricht. Het uitsluitend gebruik van het gehuurde is bij beschikking van 20 juli 2022 aan [naam02] toegekend.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Achmea eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [naam02] te veroordelen tot ontruiming van gehuurde;
  • [naam02] te veroordelen aan haar te betalen € 4.409,91 met rente;
  • [naam02] te voordelen tot betaling aan haar van de huurbedragen waarop zij bij nakoming van de huurovereenkomst recht had, te rekenen vanaf 1 juli 2022 tot aan de maand waarin de ontruiming van het gehuurde heeft plaatsgevonden;
  • [naam02] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 4.156,16 en buitengerechtelijke kosten van € 253,75 (inclusief btw).
3.2.
Achmea baseert de eis op het volgende. [naam02] en [naam03] zijn in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen. De huurachterstand tot en met juni 2022 bedraagt € 4.156,16. De hoogte van deze huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
Bij onder zaaknummer 9963161 \ CV EXPL 22-19731 gewezen verstekvonnis van 19 juli 2022, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de kantonrechter de vorderingen van Achmea toegewezen.
3.4.
[naam02] is het niet eens met de vorderingen in de oorspronkelijke dagvaarding en het verstekvonnis en voert daartegen het volgende aan. De huurachterstand is ontstaan als gevolg van het verbreken van haar relatie. [naam01] was degene die de administratie bijhield en de betalingen verrichtte. [naam02] was dan ook niet op de hoogte van de huurachterstand en de eerdere ontruimingsvonnissen, ook heeft zij de oorspronkelijke dagvaarding nooit ontvangen.
In reconventie
3.5.
[naam02] eist samengevat:
  • het verstekvonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Achmea alsnog af te wijzen;
  • Achmea te veroordelen tot zuiveren van de huurovereenkomst en deze alleen op naam van [naam02] te zetten;
  • Achmea te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
[naam02] baseert de eis op het volgende. Omdat [naam02] niet op de hoogte was van de dagvaarding en de betalingsachterstand, is zij nooit in staat gesteld deze achterstand te voldoen. [naam02] wil de betalingsachterstand graag alsnog voldoen. Zij heeft hiertoe eerder een aanbod gedaan, maar dit aanbod is afgewezen. Ook weigert Achmea de huurovereenkomst op naam van [naam02] te zetten.
3.7.
Achmea is het niet eens met de eis. Allereerst voert Achmea aan dat [naam02] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzet, omdat zij niet tijdig in verzet is gekomen. Daarnaast voert Achmea aan dat tegen [naam02] en [naam01] al meerdere ontruimingsvonnissen zijn gewezen, zodat zij niet akkoord gaat met het verzoek [naam02] een zogenoemde terme de grâce te verlenen. Ook gaat Achmea niet akkoord met het verzoek van [naam02] de huurovereenkomst alleen op haar naam te zetten. Achmea is de huurovereenkomst aangegaan op basis van het inkomen van [naam02] én [naam01] . Met het voortzetten van de huurovereenkomst alleen op naam van [naam02] , kan het voldoen van de huurverplichting niet worden gewaarborgd.

4.De beoordeling

Niet tijdig in verzet gekomen?
4.1.
Het verzet moet worden gedaan binnen vier weken na het plegen van een door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Achmea heeft aangevoerd dat [naam02] op 25 juli 2022 al bekend was met het verstekvonnis, nu zij op deze datum - zonder enige aanleiding daartoe -een verzoek tot een afbetalingsregeling heeft gedaan aan de gemachtigde van Achmea. Door vervolgens pas op 8 augustus 2022 een verzetdagvaarding uit te brengen, is [naam02] niet tijdig in verzet gekomen, aldus Achmea.
4.2.
De kantonrechter volgt Achmea niet in haar verweer. Uit het verzoek van [naam02] om een betalingsregeling volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet noodzakelijkerwijs voort dat [naam02] bekend was met het verstekvonnis. Dat [naam02] bekend was met het verstekvonnis blijkt pas uit het e-mailbericht van 1 augustus 2022. Op die dag heeft de gemachtigde van Achmea het verstekvonnis aan [naam02] verzonden. De termijn van verzet is dan ook op 1 augustus 2022 aangevangen. Door vervolgens op 8 augustus 2022 in verzet te komen, is [naam02] tijdig in verzet gekomen. [naam02] is ontvankelijk in haar verzet.
Hoedanigheid [naam01]
4.3.
Tegen [naam01] is verstek verleend. Omdat [naam02] tijdig in verzet is gekomen, wordt dit vonnis ook tegenover [naam01] als een vonnis op tegenspraak beschouwd (artikel 140 lid 3 Rv).
In conventie
De huurachterstand
4.4.
Achmea heeft bij hiervoor genoemde brief van 7 oktober 2022 een actuele specificatie van de huurachterstand berekend tot en met de maand oktober 2022 in het geding gebracht. Die huurachterstand ten bedrage van € 9.826,76 heeft [naam02] erkend, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Dit betekent dat het verstekvonnis op dit punt zal worden bekrachtigd, met dien verstande dat de huurachterstand tot en met oktober 2022 € 9.826,76 bedraagt.
Ontbinding en ontruiming
4.5.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het betalen van overeengekomen huur heeft daarbij te gelden als een van de essentiële verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst.
4.6.
Door een huurachterstand te laten ontstaan, is [naam02] tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Achmea. Ten tijde van de dagvaarding bestond een huurachterstand van drie maanden, inmiddels is deze opgelopen tot zeven maanden. Van een tekortkoming van geringe betekenis is daarom geen sprake. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Dat [naam01] de administratie bijhield en betalingen verrichtte, maakt niet dat [naam02] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de nakoming van de betalingsverplichting van de verschuldigde huurprijs. De door [naam02] aangevoerde persoonlijke omstandigheden komen, hoe vervelend ook, voor haar rekening en risico en doen niet af aan de belangen van Achmea bij een huurder die (tijdig) aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. Ook de omstandigheid dat Achmea heeft verzuimd melding te maken bij de gemeente van de huurachterstand van [naam02] en [naam01] , vormt geen reden om de ontbinding en ontruiming af te wijzen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke melding het oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen. Achmea heeft immers onderbouwd aangevoerd dat in 2021 reeds twee ontruimingsvonnissen tegen [naam02] en [naam01] zijn gewezen. Desgevraagd heeft [naam02] bovendien verklaard geen andere schulden te hebben en dat betalingsnood niet de oorzaak is voor de huurachterstand. Het voorgaande betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
Gezien de oplopende - en forse - huurachterstand en de recent gewezen eerdere ontruimingsvonnissen is het toestaan van een zogenoemde terme de grâce, waarbinnen [naam02] de huurschuld alsnog zou kunnen voldoen, niet op zijn plaats.
4.7.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde gebruiksvergoeding, die op dit moment € 1.417,76 per maand bedraagt, wordt toegewezen vanaf de maand november 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.
4.8.
Gelet op het voorgaande wordt het verstekvonnis op dit punt bekrachtigd.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.9.
De buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 253,75 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Achmea volgt dat deze moet worden betaald en [naam02] deze stellingen niet heeft betwist. Het verstekvonnis wordt dan ook ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente bekrachtigd.
In reconventie
Huurovereenkomst alleen op naam van [naam02]
4.10.
Hetgeen in conventie is geoordeeld leidt ertoe dat de huurovereenkomst reeds is geëindigd. Van een wijziging van de huurovereenkomst op naam van uitsluitend [naam02] kan derhalve geen sprake meer zijn. Reeds op die grond strandt deze vordering.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.11.
[naam02] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 498,00 (2 punten x € 249,00) aan salaris voor de gemachtigde, waarbij gelet op het beperkte geschil in reconventie daarvoor geen afzonderlijke vergoeding worden toegekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
bekrachtigt het op 19 juli 2022 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9963161 \ CV EXPL 22-19731, met dien verstande dat de huurachterstand tot en met oktober 2022 € 9.826,76 bedraagt en bepaalt de ontruimingstermijn op 14 dagen na betekening van dit vonnis;
In reconventie
5.2.
wijst de vorderingen af;
In conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [naam02] in de kosten van de verzetprocedure, aan de kant van Achmea tot vandaag vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
54214