In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Achmea Dutch Residential Fund (hierna: Achmea) en [naam02]. Achmea vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De huurders, [naam02] en [naam01], waren in gebreke gebleven met de betaling van de huur, die laatstelijk € 1.417,65 per maand bedroeg. De huurachterstand was opgelopen tot € 9.826,76. Achmea had eerder een verstekvonnis verkregen, maar [naam02] kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat zij niet op de hoogte was van de huurachterstand en de dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat [naam02] tijdig in verzet was gekomen en dat de huurachterstand substantieel was, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter verklaarde de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van het vonnis en wees de vorderingen van [naam02] in reconventie af. Tevens werden de buitengerechtelijke incassokosten en rente toegewezen aan Achmea. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.