ECLI:NL:RBROT:2022:10577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
10.303451.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling poging zware mishandeling met toepassing van artikel 9a Sr

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Costa Rica in 1986. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot doodslag, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde, wat betreft poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte had op 7 november 2021 in Capelle aan den IJssel met een mes in de rug van het slachtoffer gestoken, maar het voorgenomen misdrijf was niet voltooid.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en de impact van de straf op haar kinderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opleggen van een straf in dit geval geen strafrechtelijk doel dient en heeft daarom besloten om geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte eerder was geschorst. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.303451.21
Datum uitspraak: 17 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Costa Rica) op [geboortedatum01] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. V.T.E. Kuijpers, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis, en tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (poging tot doodslag)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het impliciet primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (poging tot zware mishandeling)
Het impliciet subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 7 november 2021 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes heeft gestoken in de rug van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door haar toenmalige partner met een mes in zijn rug te steken. Dit is een ernstig feit waarmee de verdachte een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, ook al is zijn lichamelijk letsel relatief beperkt gebleven. Bovendien waren twee minderjarige kinderen van de verdachte getuige van het incident. Ook voor hen moet het een schokkende en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie heeft in het kader van een trajectconsult gerapporteerd op 22 december 2021. De rechtbank heeft acht geslagen op dat rapport.
Daarnaast zijn rapporten uitgebracht door Reclassering Nederland (gedateerd 9 november 2021, opgesteld ten behoeve van de voorgeleiding van de verdachte) en Antes, afdeling reclassering (gedateerd 11 november 2022, opgesteld ten behoeve van de inhoudelijke behandeling). De rechtbank maakt daaruit het volgende op. De verdachte kampt met een belast verleden en jarenlange stress wegens zorgen rondom haar kinderen en de diverse problematiek binnen het gezin. Ten tijde van het delict was de verdachte onder invloed van alcohol en ook dit heeft mogelijk effect gehad op haar handelen. De reclassering meent dat sprake is van een eenmalig incident. De verdachte heeft zich tijdens het schorsingstoezicht vanaf 11 november 2021 goed begeleidbaar getoond en is gemotiveerd om niet opnieuw met justitie in aanraking te komen. Daarnaast is op dit moment veel hulpverlening betrokken bij het gezin. De reclassering constateert dat deze hulpverlening en behandeling gericht op traumaverwerking voldoende lijken te zijn voor de problematiek die binnen het onderzoek naar voren is gekomen. Bij een veroordeling adviseert zij een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt een gevangenisstraf en taakstraf niet wenselijk en adviseert om de verdachte een eventuele financiële sanctie in termijnen te laten voldoen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit zou daarop in beginsel met een straf moeten worden gereageerd. De rechtbank zal daar in dit geval echter van afzien. Daarbij weegt zij naast voormelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte het volgende mee. De verdachte is een alleenstaande moeder met een beperkt sociaal netwerk. Een aan de verdachte op te leggen straf raakt dus ook haar kinderen. Dat niemand daarmee is gebaat, leidt de rechtbank ook af uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer en het feit dat hij geen aangifte heeft willen doen en evenmin schadevergoeding heeft gevorderd. Tot slot heeft de verdachte, voor zover mogelijk, openheid van zaken gegeven en spijt betuigd, aan de oprechtheid waarvan de rechtbank niet twijfelt. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf in dit geval geen strafrechtelijk doel dient. Zij acht het daarom raadzaam om met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 7 november 2021 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de rug van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)