ECLI:NL:RBROT:2022:10585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
ROT 21/2465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de heffingsambtenaar van de gemeente Maassluis en eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.N. Bartels. De zaak betreft een bezwaar tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2020, welke door de heffingsambtenaar op 30 november 2020 was vastgesteld op € 13.429,66. Eiseres heeft op 8 januari 2021 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 5 december 2022 is vastgesteld dat het bezwaarschrift pas op 24 maart 2021 door de heffingsambtenaar is ontvangen, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de beschikking is. De rechtbank heeft overwogen dat de termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan eiseres, omdat zij geen verschoonbare termijnoverschrijding heeft aangetoond. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de procedure geen specifieke argumenten aangedragen die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn op het moment van uitspraak nog niet was overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Maassluis, verweerder,

gemachtigde: E. Sparreboom.

Procesverloop

Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), gedagtekend 30 november 2020, aanslagnummer [nummer] , heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 13.429,66.
Bij besluit van 2 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die de zitting via Teams heeft bijgewoond. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat het beroep is gericht tegen het hiervoor onder ‘Procesverloop’ vermelde bestreden besluit. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaar te laat is. De aanslag is van 30 november 2020 en verweerder heeft het bezwaarschrift, gedateerd 8 januari 2021 niet eerder ontvangen dan op 24 maart 2021. Verweerder wijst erop dat de stempel op de envelop waar het bezwaar van eiser in zat, vermeld dat de frankering door PostNL is gecontroleerd op 23 maart 2021, wat eiser niet heeft betwist. Ter zitting heeft verweerder de envelop nog getoond.
Ook heeft verweerder ter zitting nog een (tot de stukken behorende) mail getoond van [naam] , [functie] van [eiseres] , van 22 maart 2021, 10:35 uur, met de tekst:
“Via ons lidmaatschap bij [naam] ontving ik een mail mbt tot het maken van bezwaar tegen de woz beschikking. Graag maak ik hier gebruik van.”
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken na de dagtekening van de beschikking. Als een bezwaar te laat is ingediend moet verweerder dit niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als de termijnoverschrijding eiseres niet kan worden toegerekend.
Op grond van artikel Artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Gelet op de dagtekening van de naheffingsaanslag, de datum van ontvangst van het bezwaarschrift en de op de envelop vermelde datum van controle van de frankering, is het bezwaarschrift ruimschoots buiten de bezwaartermijn van zes weken ingediend en dus te laat ingediend. Als eiseres in zo’n geval beroep heeft ingesteld, ligt het op haar weg om te stellen en te onderbouwen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ondanks alle tijd die de gemachtigde van eiseres hiervoor in beroep heeft gehad, heeft hij hierover tijdens de gehele beroepsprocedure niets aangevoerd, ook niet tijdens de zitting. Hij heeft volstaan met algemene, niet specifiek op de zaak toegespitste beroepsgronden. Van een verschoonbare termijnoverschrijding in bezwaar is dan ook niet gebleken.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en dient het beroep daarom ongegrond te worden verklaard.
5. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ontvangen op 24 maart 2021. De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan dus niet verstreken.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
6 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).