ECLI:NL:RBROT:2022:10587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
ROT 21/3530, ROT 21/3533, ROT 21/3536, ROT 21/3538, ROT 21/3539, ROT 21/3542, ROT 21/3543, ROT 21/3544, ROT 21/3547, ROT 21/3548, ROT 21/3549 en ROT 21/3550
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen aanslagen lokale belastingen niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een aantal zaken betreffende bezwaarschriften tegen aanslagen lokale belastingen voor het jaar 2021. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.A.N. Bartels, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, die de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van een schriftelijke machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers herhaaldelijk in de gelegenheid zijn gesteld om de ontbrekende machtigingen over te leggen, maar dat zij dit niet tijdig hebben gedaan. Tijdens de zitting op 5 december 2022 heeft de gemachtigde van eisers enkel zonder onderbouwing gesteld dat de machtigingen tijdig waren overgelegd, wat door de rechtbank niet werd erkend. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat de eisers niet voldaan hadden aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het indienen van een machtiging. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade of voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/3530, ROT 21/3533, ROT 21/3536, ROT 21/3538, ROT 21/3539, ROT 21/3542, ROT 21/3543, ROT 21/3544, ROT 21/3547, ROT 21/3548, ROT 21/3549 en ROT 21/3550

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaken tussen

[eiseres], 21/3530 en 21/3533 in [woonplaats] , eiseres,
[eiseres], 21/3536 in [woonplaats] , eiseres,
[eiseres]21/3538 in [woonplaats] , eiseres,
[eiser], 21/3539 in [woonplaats] , eiser,
[eiser], 21/3542 in [woonplaats] , eiser,
[eiser], 21/3543 in [woonplaats] , eiser,
[eiser], 21/3544, in [woonplaats] , eiser,
[eisers], 21/3547 in [woonplaats] , eisers,
[eisers], 21/3548 in [woonplaats] , eisers,
[eiseres], 21/3549, in [woonplaats] , eiseres
[eiseres], 21/3550, in [woonplaats] , eiseres,
Hierna gezamenlijk aan te duiden als: eisers,
gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels,
en
de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, verweerder,
gemachtigde: mr. E. Blom.

Procesverloop

Verweerder heeft eisers aanslagen lokale belastingen 2021 opgelegd.
Bij besluit van 3 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard, vanwege het ontbreken van een machtiging.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2022. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, die digitaal aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van de bezwaren van eisers tegen de aanslagen, heeft verweerder eisers bij email van 22 maart 2021 (ROT 21/3530, ROT 21/3533) respectievelijk 30 maart 2021 (ROT 21/3536, ROT 21/3538, ROT 21/3539, ROT 21/3542) respectievelijk 31 maart 2021 (ROT 21/3543, ROT 21/3544) respectievelijk 8 april 2021 (ROT 21/3547, ROT 21/3548, ROT 21/3549, ROT 21/3550) verzocht binnen twee weken een machtiging over te leggen. Verweerder heeft daarbij vermeld dat als eisers dit niet doen, het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Eiser heeft op deze emails van verweerder handgeschreven vragen gesteld dan wel opmerkingen gemaakt als “hoe luidt het adres” “over welk adres gaat het? Zo heb ik m’n dossier(s) geordend!” en “idem” vermeld.
3. Verweerder heeft in een email van 21 april 2021 een overzichtje van eisers met adresgegevens vermeld en verzocht te controleren of deze eisers een machtiging hebben overgelegd en als die niet het geval is, dit alsnog te doen.
4. Bij email van 15 mei 2021 heeft de gemachtigde van eisers hierop gereageerd en gesteld dat verweerder inmiddels de ontbrekende gegevens heeft ontvangen.
5. Verweerder heeft in een email van 20 mei 2021 een overzicht gegeven, met adresgegevens, van de eisers die nog geen machtigingen hebben overgelegd en verzocht dit vóór 28 mei 2021 alsnog te doen.
6. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
7. Op grond van Artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Op grond van Artikel 6:6 Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
8. Nu verweerder eisers herhaaldelijk in de gelegenheid heeft gesteld de machtigingen over te leggen en eisers tot aan de zitting niets hebben aangevoerd dat betrekking heeft op het niet tijdig overleggen van de machtigingen en ter zitting uitsluitend zonder onderbouwing heeft gesteld dat hij de machtigingen tijdig aan verweerder heeft overgelegd, is het beroep ongegrond.
9. In de pas tijdens de zitting ingenomen stelling van eisers dat verweerder in belastingzaken niet in één uitspraak op bezwaar op alle bezwaren tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van alle eisers mocht beslissen, ziet de rechtbank geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.
10. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft de bezwaren van eisers ontvangen op 19 maart 2021 (ROT 21/3530, ROT 21/3533) respectievelijk 29 maart 2021 (ROT 21/3536, ROT 21/3538, ROT 21/3539, ROT 21/3542) respectievelijk 31 maart 2021 (ROT 21/3543, ROT 21/3544) respectievelijk 7 april 2021 (ROT 21/3547, ROT 21/3548) respectievelijk 8 april 2021 (ROT 21/3549, ROT 21/3550). De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan dus niet verstreken.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
6 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).