Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlaten van [eiser01] ;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] naar aanleiding van een incident waarbij [eiser01] letsel aan zijn schouder heeft opgelopen. De kantonrechter heeft op 18 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer 9628091 CV EXPL 22-789. De procedure omvatte onder andere een tussenvonnis van 13 mei 2022 en een getuigenverhoor van de heer [naam01], die aanwezig was bij het incident. De kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade van [eiser01] en in hoeverre er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser01].
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de verklaringen van de getuige [naam01] en de partijen zelf gewogen. De getuige verklaarde dat hij een goede relatie heeft met [eiser01] en dat hij in het verleden bevriend was met [gedaagde01]. De verklaringen van de partijen verschilden echter op belangrijke punten, vooral over de toedracht van het incident en de rol van [eiser01] daarin. De kantonrechter concludeerde dat [eiser01] niet in staat was om het bewijs te leveren dat er geen sprake was van eigen schuld, en dat hij de agressor was in het incident.
De kantonrechter oordeelde dat de schadevergoeding die [gedaagde01] aan [eiser01] moest betalen, verminderd moest worden op basis van artikel 6:101 BW, omdat beide partijen niet correct hadden gehandeld. Uiteindelijk werd de schadevergoeding vastgesteld op € 625,-, wat ongeveer 30% van de gevorderde schade vertegenwoordigt. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.