ECLI:NL:RBROT:2022:1065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
FT EA 18-2109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling met compensatie aan de boedel

Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenaar niet had voldaan aan zijn sollicitatieverplichting van 32 uur per week. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar gedurende tien maanden niet aan deze verplichting heeft voldaan, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar, waaronder zijn medische klachten en de impact van de coronamaatregelen op zijn werk in de horeca.

Tijdens de zitting op 7 februari 2022 zijn de bewindvoerder, de schuldenaar en zijn beschermingsbewindvoerder gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tekortkoming in de sollicitatieverplichting kan worden gecompenseerd door een financiële bijdrage van € 700,- aan de boedel. De rechtbank heeft de bewindvoerder de toezegging laten doen dat hij zal toezien op de afdracht van dit bedrag, en heeft de schuldenaar een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, mits de schuldenaar zijn verplichtingen in de toekomst stipt nakomt. De beslissing om de regeling voort te zetten is genomen met het oog op de inspanningen die de schuldenaar heeft geleverd en zijn saneringsgezinde houding. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de schuldenaar zich aan de voorwaarden houdt om een (tussentijdse) beëindiging zonder schone lei te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 14 februari 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 juni 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 16 november 2021 met dit verzoek ingestemd.
Op 27 januari 2022 heeft de bewindvoerder een laatste stand van zaken aan de rechtbank doen toekomen.
De bewindvoerder, de schuldenaar en de heer [persoon A] – zwager van schuldenaar – zijn gehoord ter terechtzitting van 7 februari 2022. Mevrouw K. van Gurp, beschermingsbewindvoerder van schuldenaar, is telefonisch gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis).
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder en schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
De bewindvoerder heeft aan zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging van de regeling ten grondslag gelegd dat schuldenaar vanaf augustus 2020 met regelmaat niet heeft voldaan aan zijn aanvullende sollicitatieverplichting tot 32 uur per week (en met inachtneming van de voor schuldenaar geldende vrijstelling). De bewindvoerder schat de tekortkoming op een totaal van tien maanden.
Schuldenaar betwist niet dat hij gedurende de periode vanaf augustus 2020 niet iedere maand 32 uur heeft gewerkt. Hij heeft al die maanden wel zijn best gedaan om zoveel mogelijk te werken, hetgeen niet makkelijk was omdat hij in de horeca werkt en deze gedurende langere perioden gesloten is geweest. Vanaf juni 2021 heeft hij iedere maand bijna 32 uur gewerkt. Gelet op de medische klachten van schuldenaar is het niet goed mogelijk om ook nog bij een andere werkgever aan de slag te gaan. Schuldenaar heeft gewezen op zijn moeilijke persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij niet beschikt over een vaste verblijfplaats.
De beschermingsbewindvoerder heeft de achterstand in de afdrachtverplichting, die is ontstaan door de tekortkoming in de sollicitatieverplichting van tien maanden, geschat op een bedrag van € 700, -. De beschermingsbewindvoerder heeft in dit kader aangegeven mogelijkheid te zien dit bedrag voor het einde van de schuldsaneringsregeling alsnog aan de boedel te doen toekomen. Schuldenaar heeft voorts verklaard dat hij zijn werkgever bereid heeft gevonden is om vanaf februari 2022 voor minimaal 32 uur per week arbeid te verschaffen, waardoor de tekortkoming in de sollicitatieverplichting niet zal toenemen. Derhalve kan vanaf heden tot het einde van de schuldsaneringsregeling een volledige afdracht – die is gebaseerd op een 32-urige werkweek – worden afgedragen aan de boedel. De beschermingsbewindvoerder heeft toegezegd erop toe te zullen zien dat aan de afdrachtverplichting op grond van een 32-urige werkweek zal worden voldaan, ook als er feitelijk minder uren wordt gewerkt.

3..De beoordeling

Aan de orde is of de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tussentijds moet worden beëindigd, vanwege het niet naar behoren nakomen van de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 350 lid 3 sub c Fw).
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenaar één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, aangezien schuldenaar een tekortkoming in de sollicitatieverplichting van tien maanden heeft laten ontstaan.
Ter zitting is met schuldenaar de mogelijkheid besproken om deze tekortkoming te compenseren door het financiële nadeel dat de schuldeisers als gevolg van de tekortkoming hebben geleden (te weten: € 700,-), te compenseren aan de boedel. De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze herstellen van de tekortkoming in dit geval het meest passend is, mede gelet op de inspanningen die schuldenaar wel heeft geleverd, de aard en omvang van de tekortkoming, zijn persoonlijke omstandigheden en zijn saneringsgezinde houding. Voldoende aannemelijk is geworden dat bovengenoemde tekortkoming op deze wijze kan worden hersteld, mede gelet op de toezegging van de beschermingsbewindvoerder dat hij zal toezien op afdracht van dit bedrag (€ 700), al dan niet met gebruikmaking van het vakantiegeld van schuldenaar.
Ter zitting is de afspraak gemaakt dat schuldenaar vanaf heden tot het einde van de regeling voor 32 uur per week arbeid zal verrichten of in ieder geval (met behulp van zijn beschermingsbewindvoerder) aan de boedel zal afdragen alsof er voor 32 uur per week arbeid wordt verricht. Met inachtneming van het feit dat aan schuldenaar tot 24 september 2022 een vrijstelling is verleend van de inspanningsverplichting in verband met zijn medische klachten, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat schuldenaar gedurende de regeling geen aanvullende tekortkomingen zal laten ontstaan.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Door de rechtbank wordt aan schuldenaar thans een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen moeten in het vervolg door schuldenaar stipt worden nagekomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. E.P.J. van de Luitgaarden, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2022. [1]