ECLI:NL:RBROT:2022:10684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
C/10/623218 / HA ZA 21-698
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Renvooiprocedure inzake aanvaring tussen koppelverband en duwboot met betrekking tot schadevergoeding en subrogatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een renvooiprocedure, is er een aanvaring geweest op 8 januari 2019 tussen het koppelverband "Diablo"/"Barendonk" en de duwboot "Herkules XII". De eiseressen, bestaande uit Smals Bouwgrondstoffen B.V., Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V., Provaart Logistics B.V., Allianz Versicherungs-AG en HDI Global SE, vorderen schadevergoeding van de verweerders, die in deze procedure als [verweerder 1] en [verweerder 2] zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen niet hebben voldaan aan hun substantiëringsplicht, waardoor zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsagent ESA geen voldoende belang heeft in de vorderingen en ook niet-ontvankelijk is. De vorderingen van Rijnaarde, Allianz en HDI zijn afgewezen omdat niet is aangetoond dat Rijnaarde schade heeft geleden. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de verweerders toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623218 / HA ZA 21-698
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMALS BOUWGRONDSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Herten en kantoorhoudende te Katwijk (Noord-Brabant);
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJNAARDE GLOBAL TRADING & LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Andelst;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROVAART LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht;
4. de vennootschap naar Duits recht
ALLIANZ VERSICHERUNGS-AG,
gevestigd te München, Duitsland;
5. de vennootschap naar Duits recht
HDI GLOBAL SE,
gevestigd te Hannover, Duitsland;
6. de vennootschap naar Duits recht
ESA EUROSHIP GMBH & CO. KG UNDERWRITING FOR SHIPPING,
gevestigd te Bad Friedrichshall, Duitsland;
eiseressen in renvooi,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen

1..[verweerder 1],

wonende te [woonplaats 1];
2.
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats 2];
verweerders in renvooi,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
Eiseressen in renvooi zullen hierna Smals, Rijnaarde, Provaart, Allianz, HDI, ESA en (gezamenlijk, in vrouwelijk enkelvoud) Smals c.s. genoemd worden.
Verweerders in renvooi zullen hierna [verweerder 1], [verweerder 2] en (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) [verweerder 1] c.s. genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Deze zaak betreft een renvooiprocedure. Uit het proces-verbaal van de voortzetting van de verificatievergadering in de beperkingsprocedure met de nummers C/10/592695 HA RK 20-225 en C/10-593867 HA RK 20-284 van 23 en 24 juni 2021 blijkt onder andere het volgende:
De rechter-commissaris verwijst - inzake de [naam duwboot] - partijen Smals bouwgrondstoffen,
Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V., Provaart Logistics B.V. en hun verzekeraars
als eiseressen in renvooi naar de rolzitting van 4 augustus 2021 en de erfgenamen.
[verweerder 1] en [verweerder 2] als verweerders in renvooi ter vaststelling van de
aansprakelijkheid, de omvang van de vorderingen en de vraag of verzekeraars regres kunnen nemen.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van:
  • de conclusie van eis in renvooi van Smals c.s. van 15 september 2021, met producties 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord van [verweerder 1] c.s., met producties 1 tot en met 3;
  • de oproepingsbrieven van 22 november 2021;
  • de zittingsagenda van 18 januari 2022;
  • het B16-formulier van 1 februari 2022 van Smals c.s., met producties 11 en 12;
  • de correspondentie over het door Smals c.s. gedane verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling;
  • de oproepingsbrieven van 3 maart 2022;
  • de spreekaantekeningen van Smals c.s.
  • de aantekeningen ter mondelinge behandeling van [verweerder 1] c.s.;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 10 mei 2022..
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Smals was op 8 januari 2019 de geregistreerde eigenaar van de duwbak “Barendonk” (hierna: de “Barendonk”).
2.2.
Rijnaarde heeft (via bemiddeling door ESA) een cascoverzekering afgesloten met Allianz en HDI ter zake de "Barendonk".
2.3.
[verweerder 1] c.s. was op 8 januari 2019 de geregistreerde eigenaar van de duwboot "[naam duwboot]" (hierna: de "[naam duwboot]"). [verweerder 1] c.s. exploiteerde de "[naam duwboot]" en de "Barendonk" als koppelverband. Tussen Provaart en [verweerder 1] c.s. bestaat een bevrachtingsovereenkomst met betrekking tot de huur van de "Barendonk", waarop de voorwaarden van het
Algemeen Duwbakkenverhuurcontract 1995van toepassing zijn.
2.4.
Op 8 januari 2019 heeft een aanvaring plaatsgevonden tussen het koppelverband “[naam duwboot]”/“Barendonk” en de “Herkules XII”. De “Herkules XII” is eigendom van een derde partij.
2.5.
Bij verzoekschrift van 3 maart 2020 heeft [verweerder 1] c.s. verzocht tot beperking van aansprakelijkheid op grond van artikel 1 lid 3 CLNI en artikel 8:1060 BW. Bij beschikking van 18 juni 2020 in de zaak met nummer C/10/59269 HA RK 20-225 heeft de rechtbank het verzoek van [verweerder 1] c.s. toegewezen. [verweerder 1] c.s. heeft op 3 augustus 2020 voldaan aan het bevel van de rechtbank om het zakenfonds te stellen. Smals c.s. is belanghebbende in de beperkingsprocedure.

3..Het geschil

3.1.
Smals c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor recht verklaart dat [verweerder 1] c.s. hoofdelijk, dan wel [verweerder 1], dan wel [verweerder 2], aansprakelijk zijn jegens Smals c.s., dan wel Smals, dan wel Rijnaarde, dan wel Provaart, dan wel Allianz, dan wel HDI, voor de ten gevolge van de aanvaring d.d. 8 januari 2019 tussen het koppelverband “[naam duwboot]”/“Barendonk” en de duwboot “Herkules XII” geleden schade op grond van artikel 8:1004 jo. 8:1005 BW;
ii de door Smals c.s., dan wel Smals, dan wel Rijnaarde, dan wel Provaart, dan wel Allianz, dan wel HDI geleden schade vast te stellen op € 57.358,72, dan wel een door de rechtbank vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 8 januari 2019, dan wel vanaf de dag van de conclusie van eis, in beide gevallen tot aan de dag van volledige betaling;
iii [verweerder 1] c.s. veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Smals c.s. legt (samengevat en voor zover relevant) het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De "[naam duwboot]" heeft als enige schuld aan de aanvaring die op 8 januari 2019 heeft plaatsgevonden. Als een gevolg van de aanvaring tussen het koppelverband "[naam duwboot]" / "Barendonk" en de “Herkules XII” is schade ontstaan aan de "Barendonk". Deze schade is door Rijnaarde geleden en bedraagt in totaal € 57.358,72. De schade bestaat uit tijdelijke reparatiekosten (€ 6.977,16), definitieve reparatiekosten (€ 20.946,25), expertisekosten (€ 10.100,25) en juridische kosten (€ 19.355,16). Daarnaast is het eigen risico onder de casoverzekering van € 2.500,00 voor rekening van Rijnaarde gekomen. Allianz en HDI hebben de reparatie-, expertise- en juridische kosten betaald en zijn voor deze door hen gedane betalingen in de (vorderings)rechten van Rijnaarde gesubrogeerd.
3.3.
[verweerder 1] c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Smals c.s. in haar vorderingen, dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Smals c.s. in de kosten en het vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [verweerder 1] c.s. voert daartoe (samengevat en voor zover relevant) aan dat Smals c.s. niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht, dat Smals, Rijnaarde en Provaart geen schade hebben geleden, dat Allianz en HDI niet zijn gesubrogeerd voor de gestelde uitkeringen voor schade aan de "Barendonk" en dat ESA niet vorderingsgerechtigd is en aldus geen belang heeft bij de vorderingen in deze renvooiprocedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Dit is een internationale zaak omdat Smals, Rijnaarde en Provaart in Nederland zijn gevestigd, Allianz, HDI en ESA in Duitsland zijn gevestigd en [verweerder 1] c.s. in België woonachtig zijn. Deze rechtbank is bevoegd omdat deze procedure een renvooiprocedure betreft die voortvloeit uit een bij deze rechtbank aanhangige procedure tot beperking van aansprakelijkheid.
4.2.
Smals, Rijnaarde en Provaart gronden hun vorderingen primair op de aanvaringsbepalingen van Boek 8 BW (artikelen 8:1000 e.v. BW). Op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) is Nederlands recht toepasselijk omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan. Allianz en HDI gronden hun vorderingen op subrogatie (artikel 7:962 BW). Op grond van artikel 14 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) is Nederlands recht () toepasselijk omdat dat het recht is dat de gesubrogeerde vorderingen beheerst. De toepasselijkheid van het Nederlands recht is tussen partijen overigens niet in geschil.
ontvankelijkheid
4.3.
[verweerder 1] c.s. heeft aangevoerd dat Smals c.s. niet-ontvankelijk is in haar vorderingen wegens het niet voldoen aan de substantiëringsplicht. Ter onderbouwing hiervan heeft [verweerder 1] c.s. (samengevat) betoogd dat niet is toegelicht dat en zo ja, door welke eiseressen in renvooi schade is geleden, in welke mate, en op welke grondslag die schade kan worden gevorderd.
4.4.
Aan [verweerder 1] c.s. kan worden toegegeven dat de conclusie van eis van Smals c.s. niet op alle door [verweerder 1] c.s. genoemde punten duidelijkheid biedt. In de conclusie van eis heeft Smals c.s. evenwel uiteengezet van welke schade zij vergoeding van [verweerder 1] c.s. vordert en op welke grondslagen. Daarmee heeft Smals c.s. wel enige onderbouwing gegeven van haar vorderingen, waardoor het voor [verweerder 1] c.s. voldoende duidelijk was waartegen hij verweer moest voeren. Daarnaast heeft [verweerder 1] c.s. ook ter zitting voldoende ruimte gekregen om te reageren op de (nader toegelichte) standpunten van Smals c.s.. Het beroep op niet-ontvankelijkheid wegens het niet voldoen aan de substantiëringsplicht wordt daarom verworpen.
4.5.
Voor de positie van ESA in deze procedure geldt het volgende.
4.6.
Ter zitting heeft Smals c.s. desgevraagd bevestigd dat ESA bij het afsluiten van de cascoverzekering van de "Barendonk" enkel als verzekeringsagent is opgetreden. ESA is niet opgetreden als (gesubrogeerde) verzekeraar of in een andere hoedanigheid waaraan zij een vorderingsrecht kan ontlenen in verband met schade als gevolg van de aanvaring. Voor zover met de vorderingen als weergegeven onder 3.1 (gelet op de formulering daarvan) wordt beoogd een verklaring voor recht of schadevergoeding namens ESA te vorderen, geldt dat een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW aan de zijde van ESA ontbreekt. En zonder belang is ESA niet ontvankelijk in haar vorderingen.
4.7.
Over de posities van Smals en Provaart in deze procedure overweegt de rechtbank als volgt.
4.8.
Smals c.s. heeft ter zitting de volgende toelichting gegeven op de exploitatieketen van de "Barendonk". Smals heeft de "Barendonk" verhuurd aan Smals Verhuur B.V.. Smals Verhuur B.V. heeft de "Barendonk" vervolgens verhuurd aan Rijnaarde, die de "Barendonk" op haar beurt aan Provaart heeft verhuurd. De bevrachtingsovereenkomsten tussen Smals en Smals Verhuur B.V. en tussen Rijnaarde en Provaart zijn niet op schrift gesteld. De verschuldigde vracht tussen voormelde entiteiten wordt afgerekend in rekening-courant.
4.9.
Ter zitting heeft Smals c.s. desgevraagd bevestigd dat Provaart als zodanig geen schade heeft geleden. Een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW ontbreekt derhalve. Op de positie van Smals en de vraag welke schade Smals heeft geleden, is ter zitting geen toelichting gekomen. Gelet op de stelling dat Rijnaarde de schade heeft geleden en dat haar schade (behalve het eigen risico van € 2.500,00) onder de door haar afgesloten cascoverzekering is betaald door Allianz en HDI, geldt dat ook ten aanzien van Smals van een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW niet is gebleken. Daarom zijn ook Smals en Provaart niet-ontvankelijk in hun vorderingen in deze renvooiprocedure.
de vorderingen van Rijnaarde, Allianz en HDI
4.10.
Tussen partijen staat vast dat sprake is van schuld van de "[naam duwboot]" aan de aanvaring van het koppelverband "[naam duwboot]" / "Barendonk" met de “Herkules XII” op 8 januari 2019 en dat [verweerder 1] c.s. als eigenaren van de "[naam duwboot]" in beginsel aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade.
4.11.
Rijnaarde grondt haar vorderingen jegens [verweerder 1] c.s. op de artikelen 8:1004 lid 1 BW en 8:1005 BW. Rijnaarde stelt dat zij schade heeft geleden en dat deze schade gedeeltelijk – met uitzondering van het eigen risico van € 2.500,00 – door Allianz en HDI is vergoed.
Allianz en HDI gronden hun vorderingsrecht op subrogatie (artikel 7:962 lid 1 BW) en stellen dat zij wat betreft de door hen onder de cascoverzekering gedane betalingen van de tijdelijke en definitieve reparatiekosten en van de expertisekosten zijn gesubrogeerd in de rechten van Rijnaarde.
Heeft Rijnaarde schade geleden?
4.12.
Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan Rijnaarde, Allianz en HDI om te stellen en, bij voldoende betwisting, te bewijzen welke schade Rijnaarde heeft geleden respectievelijk welke schade intussen onder de cascoverzekering is vergoed (met de gestelde subrogatie als gevolg).
4.13.
Over de gevorderde advocatenkosten heeft Rijnaarde ter zitting bevestigd dat deze kosten kwalificeren als gerechtelijke kosten en niet als buitengerechtelijke incassokosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Dit deel van de gevorderde schade wordt reeds daarom afgewezen.
4.14.
Voor de gevorderde (tijdelijke en definitieve) reparatiekosten, de expertisekosten en het eigen risico van € 2.500,00 – waarvan de hoogte op zichzelf niet in geschil is – geldt het volgende.
4.15.
Rijnaarde heeft facturen van de expertisekosten van Verschoor & Bras in het geding gebracht en een bankrekeningafschrift waaruit (volgens haar) blijkt dat op 26 april 2019 een bedrag van € 5.071,41 aan Verschoor & Bras is betaald en (op diezelfde datum) een bedrag van € 20.066,09 aan cascoschade aan Rijnaarde is betaald. Daarnaast heeft zij ter onderbouwing van haar stelling dat het eigen risico van € 2.500,00 voor haar rekening is gekomen onderstaande schaderekening in het geding gebracht, waarop dat bedrag staat vermeld [arcering en handgeschreven aantekeningen van advocaat van Smals c.s.].
[afbeelding factuur]
4.16.
[verweerder 1] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat Rijnaarde schade heeft geleden. Hij wijst erop dat de facturen van Verschoor & Bras op naam van Provaart zijn gesteld, niet op naam van Rijnaarde. [verweerder 1] c.s. heeft twee facturen overgelegd met betrekking tot de (nood)reparatiewerkzaamheden. Een factuur (voor de noodreparatie ad € 6.977,16) is op naam van [verweerder 1] c.s. gesteld, de andere factuur (voor de reparatie van de Barendonk van scheepswerf Hoogerwaard ad € 20.946,25 excl. BTW ) is op naam van Provaart gesteld.
4.17.
Bij die stand van zaken is onvoldoende onderbouwd dat Rijnaarde schade heeft geleden en ontstaat meer de indruk dat Allianz en HDI de reparatiekosten van de werf en de expertisekosten van Verschoor & Bras voor Provaart – die (onbetwist) is medeverzekerd onder de cascoverzekering – hebben betaald. Dat geldt te meer nu Rijnaarde ter zitting heeft bevestigd dat het door haar overgelegde betalingsbewijs in feite een voorschot betreft en dat het daarop vermelde bedrag van € 20.066,09 (waarvan is gesteld dat dat door de verzekeraars aan Rijnaarde is betaald) niet overeenkomt met het cascoschadebedrag als is vermeld op de schaderekening. Nu niet vastgesteld kan worden dat Rijnaarde schade heeft geleden omdat zij dat – in het licht van de betwistingen van [verweerder 1] c.s. – onvoldoende heeft onderbouwd, worden haar vorderingen afgewezen. Voor nadere bewijslevering door Rijnaarde bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.
4.18.
Datzelfde geldt voor het eigen risico van € 2.500,00. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder 1] c.s. en zijn stelling dat het eigen risico is ingehouden op de kosten van de tijdelijke (nood)reparatie die ten laste van [verweerder 1] c.s. zijn gekomen, is onvoldoende onderbouwd dat het eigen risico onder de cascoverzekering voor rekening van Rijnaarde is gekomen. Dat geldt te meer nu artikel 10 lid 1 laatste zin van het
Algemeen Duwbakkenverhuurcontract 1995bepaalt: “
Bij een schadegeval dat door casco-assuradeuren wordt gedekt is door huurder het dan geldende eigen risico verschuldigd”. Dit ondersteunt het standpunt van [verweerder 1] c.s. dat het eigen risico ten laste van hem en in elk geval niet ten laste van Rijnaarde is gekomen. Gelet hierop is enkel de overgelegde schaderekening onvoldoende om vast te stellen dat Rijnaarde het eigen risicoheeft gedragen. Ook in zoverre wordt haar vordering afgewezen.
Subrogatie Allianz en HDI?
4.19.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of Allianz en HDI zijn gesubrogeerd omdat zij de reparatiekosten van de scheepswerf en expertisekosten van Verschoor & Bras hebben betaald.
4.20.
Artikel 7:962 lid 1 BW bepaalt het volgende: “
Indien de verzekerde terzake van door hem geleden schade anders dan uit verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie op de verzekeraar over voor zover deze, al dan niet verplicht, die schade vergoedt.”.
4.21.
Op grond van voormeld artikel gaat het bij subrogatie om de door de verzekerde geleden (en door verzekeraars betaalde) schade. Hiervoor heeft de rechtbank (onder 4.17 en 4.18) geoordeeld dat niet is aangetoond dat Rijnaarde schade heeft geleden. Hoewel wordt aangenomen dat Provaart is medeverzekerd onder de door Rijnaarde afgesloten cascoverzekering ten aanzien van de "Barendonk" kan, gelet op de stellingen dat Rijnaarde de gevorderde schade heeft geleden en de uitdrukkelijke bevestiging dat Provaart geen schade heeft geleden, niet worden vastgesteld en is niet aangetoond dat subrogatie heeft plaatsgevonden op grond van artikel 7:962 lid 1 BW. De vorderingen van Allianz en HDI zullen dan ook worden afgewezen. Aan het beroep van [verweerder 1] c.s. op het verhaalsverbod op grond van artikel 7:962 lid 3 BW wordt niet toegekomen.
4.22.
Smals c.s. wordt als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 2.537,00

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart Smals, Provaart en ESA niet-ontvankelijk in de vorderingen in deze renvooiprocedure;
5.2.
wijst de vorderingen van Rijnaarde, Allianz en HDI af;
5.3.
veroordeelt Smals c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder 1] c.s. tot op heden begroot op € 2.537,00;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling onder 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.
3266/1573