In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 15 november 2022 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij vroeg om een moratorium van zes maanden. Dit verzoek was ingegeven door een eerder vonnis van de rechtbank van 21 oktober 2022, waarin was besloten tot ontruiming van haar huurwoning. Tijdens de zitting op 23 november 2022 was de verweerster, Sore Group / 11.10 ZVO C.V., niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede door de ondersteuning van een budgetbeheerder en het feit dat zij al een deel van haar schulden heeft geregeld met haar schuldeisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, wat de toewijzing van het moratorium rechtvaardigt. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huur tijdig blijft betalen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.
De beslissing van de rechtbank is genomen met inachtneming van de belangen van zowel verzoekster als verweerster, waarbij het belang van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder heeft gewogen.