ECLI:NL:RBROT:2022:10699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
FT EA 22/887 en FT EA 22/888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

Op 30 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft op 7 oktober 2022 een verzoek ingediend op grond van artikel 287a van de Faillissementswet, met als doel een drietal schuldeisers te dwingen in te stemmen met haar aangeboden regeling. De schuldeisers, waaronder Apollyon en VGZ, hebben echter geweigerd in te stemmen met het aanbod, dat voorzag in een betaling van 6,96% aan de preferente schuldeisers en 3,48% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de zitting op 23 november 2022 zijn de betrokken partijen gehoord, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat vijftien van de zeventien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de schuldeisers die hebben geweigerd in te stemmen met de regeling. Apollyon en [naam04] hebben aangegeven dat het aangeboden bedrag te laag is en niet in verhouding staat tot hun vorderingen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat de controle door schuldhulpverlening voldoende waarborgen biedt voor de naleving van de sollicitatieverplichting door verzoekster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Apollyon en [naam04] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 30 november 2022
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 7 oktober 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek op grond van artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • Apollyon;
  • [naam01] ;
  • VGZ (Bewuzt), in behandeling bij Gerechtsdeurwaarderskantoor Flanderijn & van Eck (hierna: VGZ),
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Schuldhulpverlening heeft bij e-mailbericht van 14 november 2022 aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Schuldhulpverlening heeft bij e-mailbericht van 16 november 2022 aan de rechtbank te kennen gegeven dat VGZ alsnog heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 23 november 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • [naam03] , werkzaam bij Plangroep BAR-gemeenten (hierna: schuldhulpverlening);
  • J.L. Trotsenburg, werkzaam bij Profez (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • [naam01] en [naam04] (hierna: [naam04] ).
De weigerende schuldeiser Apollyon is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee preferente schuldeisers met twee vorderingen en vijftien concurrente schuldeisers met zestien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 30.109,88 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 11 maart 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 6,96% aan de preferente schuldeisers en 3,48% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting op basis van een schuldenlast van (destijds) € 35.216,00. De schuldenlast is inmiddels verlaagd tot € 30.109,88.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achterstand.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar Participatiewet-uitkering. Uit het ingediende verzoekschrift blijkt dat verzoekster al € 594,00 heeft gespaard voor haar schuldeisers. Voorts blijkt uit het ingediende verzoekschrift dat verzoekster vanwege persoonlijke omstandigheden op dit moment niet solliciteert. Ter zitting heeft verzoekster verklaard geen officiële ontheffing te hebben van de sollicitatieverplichting. Wel heeft zij een onderzoeksrapport van de WMO-aanvraag overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank uitgelegd dat zolang verzoekster niet officieel is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting, zij verplicht is te solliciteren naar een fulltime baan van tenminste 36 uur in de week. Verzoekster heeft vervolgens verklaard dat zij daartoe bereid is, als dit voor haar mogelijk is. Verzoekster wil graag weer aan de slag. Zij heeft een afspraak gemaakt bij de gemeente, afdeling Werk en Inkomen.
De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat hij verzoekster zal controleren op de sollicitatieverplichting. Daarnaast zal er een plan van aanpak opgesteld moeten worden hoe verzoekster naar werk moet worden begeleid. Daarvoor zal hij contact opnemen met de afdeling Werk en Inkomen.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Daarnaast worden haar vaste lasten al sinds april 2021 door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vijftien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Apollyon en [naam04] stemmen hier niet mee in. Zij hebben tezamen een vordering van € 4.794,74 op verzoekster, welke 16% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Apollyon te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering.
In de contacten met schuldhulpverlening en ter zitting heeft [naam04] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Het voelt voor hem onrechtvaardig om met dit aanbod akkoord te moeten gaan. Daarnaast heeft hij verzoekster op allerlei manieren proberen te steunen door bijvoorbeeld in coronatijd geen extra kosten in rekening te brengen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Apollyon geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Apollyon en [naam04] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Apollyon en [naam04] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Apollyon en [naam04] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 16%. De andere schuldeisers, namelijk vijftien van de zeventien, zijn met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Plangroep BAR-gemeenten. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank dient in haar beoordeling rekening te houden met de vraag of het voorstel een gunstiger resultaat zal hebben voor de schuldeisers, dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een Participatiewet-uitkering. Met verzoekster is ter zitting besproken dat zolang zij geen officiële ontheffing heeft van de sollicitatieverplichting, zij verplicht is vier keer per maand te solliciteren naar een fulltime baan van tenminste 36 uur in de week. Het voorstel zal dan ook alleen een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers, als verzoekster hiertoe bereid is. Verzoekster heeft ter zitting toegezegd dat zij zal gaan solliciteren zolang zij niet is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Schuldhulpverlening heeft ter zitting toegezegd dat hij verzoekster zal controleren op de sollicitatieverplichting. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de controle door schuldhulpverlening voldoende waarborgen met zich mee dat verzoekster zich aan de sollicitatieverplichting zal houden.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers. Ook omdat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aanzienlijke kosten met zich mee zal brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Verder geldt dat van een eventuele inkomensgroei en/of een verlaging van de schuldenlast – mocht daarvan op enig moment sprake zijn – de schuldeisers profiteren, aangezien het een prognoseakkoord betreft.
De rechtbank stelt vast dat de schuldenlast is verlaagd van € 35.216,00 tot € 30.109,88. Het gevolg daarvan is dat het percentage dat aan de schuldeisers is aangeboden, al iets is verhoogd.
Gezien het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat sinds april 2021 onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Apollyon en [naam04] , die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Apollyon en [naam04] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Apollyon en [naam04] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Apollyon en [naam04] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Apollyon en [naam04] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.