ECLI:NL:RBROT:2022:1071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9396171 CV EXPL 21-3522
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kosten van intakegesprek advocaat en de aanvraag van een toevoeging; juistheid en volledigheid van gegevens

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, gaat het om een geschil tussen [persoon A], een advocaat, en [persoon B], een cliënt. [persoon B] had op 14 februari 2020 een intakegesprek met [persoon A] en had een aanvraag voor een toevoeging ingediend. [persoon A] had [persoon B] voorafgaand aan het gesprek geïnformeerd over de kosten en het uurtarief van € 235,-, dat van toepassing zou zijn als er geen toevoeging zou worden verstrekt. Na het gesprek heeft [persoon A] kosten in rekening gebracht bij [persoon B] omdat de aanvraag voor de toevoeging was afgewezen wegens onvolledige gegevens. [persoon B] heeft de factuur niet betaald, wat leidde tot een rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon B] op de hoogte was van de kosten en dat zij akkoord ging met de voorwaarden door het gesprek bij [persoon A] aan te gaan. De rechter oordeelde dat [persoon A] niet nalatig was in het aanvragen van de toevoeging, aangezien zij de benodigde gegevens van [persoon B] had opgevraagd, maar deze niet had ontvangen. De rechter heeft de vordering van [persoon A] tot betaling van € 373,88, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. De reconventionele vorderingen van [persoon B] werden afgewezen, en [persoon B] werd veroordeeld in de proceskosten van [persoon A].

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de advocaat als de cliënt in het proces van het aanvragen van een toevoeging en de betaling van juridische kosten. De rechter bevestigde dat de advocaat niet verplicht is om zelf de benodigde gegevens te verzamelen, maar dat het de verantwoordelijkheid van de cliënt is om deze tijdig aan te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9396171 \ CV EXPL 21-3522
uitspraak: 10 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
mr. [persoon A] ,
h.o.d.n. [advocatenkantoor A] ,
gevestigd te [plaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. N. Plaisier MSc,
tegen
[persoon B] ,
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .
Partijen worden hierna aangeduid als [persoon A] respectievelijk [persoon B] .

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 augustus 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte van vermindering van eis;
  • de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie, tevens wijziging van eis;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.

2..Het geschil in conventie en in reconventie

2.1
[persoon B] heeft het kantoor van [persoon A] telefonisch benaderd en een afspraak voor een intakegesprek gemaakt. [persoon A] heeft per e-mail van 10 februari 2020 de (verplaatste) afspraak bevestigd en daarbij vermeld: “Mocht u, om wat voor reden dan ook, niet in aanmerking komen voor een toevoeging, dan dien ik mijn werkzaamheden voor u op betalende basis te verrichten. Dienaangaande bevestig ik u hierbij dat mijn uurtarief € 235,- bedraagt, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% BTW” en dat “ons kantoor niet werkt met vrijblijvende gratis adviesgesprekken. De afspraak van vrijdag a.s. zal derhalve dan wel op basis van de toevoeging met u worden afgerekend, dan wel, indien geen toevoeging zal worden aangevraagd, dan wel de aanvraag zal worden afgewezen, zal deze afspraak op basis van mijn uurtarief met u worden afgerekend”. Daarnaast wordt in de e-mail gewezen op de toepasselijke algemene voorwaarden, “[d]eze gelieve u bijgaand aan te treffen”. De afspraak vond plaats op 14 februari 2020; vervolgens heeft [persoon A] voor [persoon B] een aanvraag toevoeging ingediend. [persoon A] heeft zowel telefonisch als per emails van 27 februari 2020, 23 maart 2020 en 14 en 22 april 2020 [persoon B] gevraagd haar juiste BSN en de ontbrekende geboortedatum te verstrekken: anders zou er geen toevoeging worden toegekend. [persoon B] heeft deze gegevens niet verstrekt aan [persoon A] en de aanvraag toevoeging is dan ook afgewezen. [persoon A] heeft vervolgens haar kosten ad € 426,53 in rekening gebracht bij [persoon B] per factuur van 4 mei 2020.
2.2
[persoon A] vordert na vermindering van eis veroordeling van [persoon B] tot betaling van € 373,88, met rente, en proceskosten. Zij voert daartoe aan dat zij op 14 februari 2020 juridische werkzaamheden heeft verricht voor [persoon B] , welke betaald dienen te worden. Toen [persoon B] in gebreke bleef de factuur te betalen, is zij bij op 29 september 2020 aan haar betekende dagvaarding gedagvaard door [persoon A] . Vervolgens is er een betalingsregeling overeengekomen waarop de procedure is ingetrokken. [persoon B] is echter na betaling van vier termijnen van € 50,- gestopt met het nakomen van de betalingsregeling, zodat zij in verzuim is met de voldoening van het restant. Het thans gevorderde bedrag van € 373,88 bestaat uit de oorspronkelijke factuur van € 426,53, vermeerderd met € 63,97 aan buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de oorspronkelijke dagvaarding ad € 83,38, en verminderd met de € 200,- aan ontvangen betalingen.
2.3
[persoon B] heeft de vordering in conventie gemotiveerd betwist. Op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd wordt, voor zover (na eisvermindering door [persoon A] ) van belang, hierna ingegaan. In reconventie vordert zij, naar de kantonrechter begrijpt, een verklaring voor recht dat [persoon A] verantwoordelijk is voor het volledig invullen van het aanvraagformulier toevoeging en dat het in rekening gebrachte uurtarief ad € 235,- niet redelijk is, en daarnaast vaststelling van een redelijk uurtarief en afwijzing van de gevorderde deurwaarderskosten vanwege de eerdere dagvaarding in 2020.

3..De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1
De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. [persoon B] heeft erkend althans niet betwist dat zij op 14 februari 2020 bij [persoon A] is geweest en met haar heeft gesproken over haar problemen, dat zij [persoon A] heeft verzocht haar advies op schrift te stellen en dat zij van tevoren de onder 2.1 vermelde email van [persoon A] van 10 februari 2020 had ontvangen. [persoon B] wist dus van tevoren dat dit intakegesprek niet gratis was en dat het uurtarief € 235,- zou bedragen als geen toevoeging zou worden verstrekt. Anders dan door [persoon B] is betoogd, staat het uurtarief dus niet (alleen) in de algemene voorwaarden, maar ook in de afspraakbevestiging zelf. Door naar de afspraak te gaan, heeft [persoon B] dit aanvaard, in aanmerking genomen dat niet is gesteld of gebleken dat [persoon B] het tarief vooraf of bij aanvang van dat gesprek ter discussie heeft gesteld. Bij deze gang van zaken is het niet aan [persoon B] om achteraf als het ware zelf, uitgaande van de door haar betaalde € 200,-, een lager uurtarief vast te stellen. Voor zover [persoon B] , naar zij stelt, een onprettig gevoel bij het gesprek kreeg en het vertrouwen in [persoon A] verloor, maakt dit het voorgaande niet anders: geleverde diensten moeten worden betaald. Voor zover [persoon B] het verweer voert dat [persoon A] eerst, dus kennelijk voorafgaand aan het gesprek, een toevoeging had moeten aanvragen, wordt dit verworpen. Niet valt in te zien hoe een advocaat zonder informatie te hebben waar het om gaat een toevoeging voor een eventuele cliënt kan aanvragen, te meer nu er verschillende soorten toevoegingen bestaan.
3.2
Met betrekking tot het verweer van [persoon B] dat het de verantwoordelijkheid van [persoon A] is dat een aanvraag toevoeging wordt voorzien van de juiste en volledige gegevens wordt als volgt overwogen. Voor advocaten bestaat de verplichting te onderzoeken of de cliënt in aanmerking komt voor een toevoeging en zo ja, om daarvoor een aanvraag in te dienen. Aan deze verplichting is voldaan door [persoon A] . Die verplichting gaat echter niet zover dat van de advocaat verwacht wordt zelf de benodigde gegevens te vergaren door deze, zoals hier het BSN en de geboortedatum, op te vragen uit de BRP, mede omdat daar kosten aan verbonden zijn, terwijl de cliënt deze gegevens gemakkelijk en zonder kosten kan doorgeven. Door de gegevens bij [persoon B] op te vragen heeft [persoon A] dus niet onzorgvuldig gehandeld. [persoon B] heeft de ontvangst van genoemde e-mails van 27 februari 2020, 23 maart 2020 en 14 en 22 april 2020, waarin een- en andermaal om de door [persoon B] eenvoudig te verstrekken gegevens is gevraagd, met vermelding van de reden waarom, niet betwist. Nu zij daarop echter in het geheel niet heeft gereageerd – ook niet met het verzoek aan [persoon A] om die gegevens toch liever zelf op te vragen – komt het voor rekening en risico van [persoon B] dat de toevoeging op grond van onvolledige gegevens is afgewezen. De kantonrechter ziet in hetgeen namens [persoon B] naar voren is gebracht ook overigens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de redelijkheid en billijkheid zich tegen toewijzing van het gevorderde verzetten. De gevorderde hoofdsom is wat betreft het factuurbedrag, dat is gebaseerd op anderhalf uur (dus minder dan het aantal uren waarvoor de toevoeging is aangevraagd), dan ook toewijsbaar.
3.3
De daarover gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken en op de wet gegrond – de eerdere deelbetalingen moeten als eerste aan de kosten en verschenen rente worden toegerekend – eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.4
[persoon A] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aan [persoon B] is een aanmaning verstuurd die voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid BW gestelde eisen
.Voldoende is gebleken dat ook overigens is voldaan aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten, zodat, rekening houdend met de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt op grond van genoemd Besluit, het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten voor dagvaarding dan wel voor ingebrekestelling door [persoon A] aan de gemachtigde zijn betaald.
3.5
De gevorderde proceskosten van € 83,38 in verband met de eerste uitgebrachte dagvaarding zijn door [persoon B] verschuldigd. Door [persoon B] is niet betwist dat zij pas naar aanleiding van die eerdere dagvaarding is overgegaan tot het treffen van een betalingsregeling, waarin die kosten waren begrepen, zoals door haar toenmalige gemachtigde is bevestigd in zijn e-mailberichten van 14 en 16 oktober 2020, waarin tevens is afgesproken dat de procedure zou worden stopgezet. Voortzetting daarvan ligt ook niet in de rede als een betalingsregeling wordt afgesproken. Dat die eerdere procedure vervolgens in het verlengde van de gemaakte afspraken is ingetrokken, maakt niet dat het maken van kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding door de deurwaarder onterecht is geweest, terwijl de kosten voor de dagvaarding in de onderhavige procedure vervolgens zijn veroorzaakt door het – naar uit het hiervoor overwogene volgt – zonder goede gronden niet naleven van die betalingsregeling. De gevorderde rente over deze kosten wordt om reden als in 3.4 (slotzin) vermeld afgewezen.
3.6
Uit het voorgaande vloeit voort dat de reconventionele vorderingen moeten worden afgewezen.
3.7
[persoon B] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [persoon A] in de onderhavige procedure in conventie en de daarmee samenhangende reconventie, begroot op € 123,60 aan dagvaardingskosten, € 85,- aan griffierecht en € 225,- aan salaris voor de gemachtigde (twee punten in conventie en twee punten maal factor 0,5 in reconventie, alle à € 75,-).

4..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] tegen kwijting te betalen € 373,88, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
in reconventie
wijst af de vorderingen van [persoon B] ;
in conventie en in reconventie
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten van [persoon A] , begroot op € 208,60 aan verschotten en € 225,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745