ECLI:NL:RBROT:2022:10721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/10/642443 / JE RK 22-1818
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag en aanhouding van de behandeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd over [naam kind01] te benoemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. M.J.R. Roethof, de pleegouders en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [naam kind01] is geboren op [geboortedatum01] 2021 en verblijft sinds haar geboorte in een pleeggezin. De moeder heeft een belast verleden en heeft moeite met het reguleren van haar emoties, wat heeft geleid tot conflicten en een onrustige start voor [naam kind01]. De Raad heeft aangegeven dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De moeder heeft echter aangegeven dat zij stappen onderneemt om haar situatie te verbeteren en dat zij in staat is om haar leven vorm te geven.

De kinderrechter heeft overwogen dat er onvoldoende duidelijkheid is of er geen minder vergaande maatregel kan worden toegepast, zoals het moederschap op afstand met behoud van gezag. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek tot beëindiging van het gezag aan te houden voor de duur van zes maanden, waarbij de Raad wordt verzocht om een rapportage over de huidige stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/642443 / JE RK 22-1818
datum uitspraak: 14 oktober 2022

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem,

[naam02] en [naam03] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 augustus 2022,
- het verweerschrift met bijlagen van mr. M.J.R. Roethof van 15 september 2022.
Op 16 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de pleegouders,
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [naam04] en [naam05] .
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam06] en [naam07] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 juli 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] uitgesproken en een machtiging uithuisplaatsing verleend.
Sinds haar geboorte verblijft [naam kind01] - met een onderbreking van zes maanden - in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De GI heeft zich bij brief van 28 juli 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind01] te benoemen.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en verwijst naar het ingediende onderzoeksrapport. [naam kind01] heeft een onrustige start gehad. Zij is bij haar geboorte bij de pleegouders
geplaatst. Er is geprobeerd om [naam kind01] bij de moeder te laten opgroeien door een plaatsing in een moeder- kindhuis van Pluryn. Dit heeft zes maanden geduurd. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid, waardoor [naam kind01] teruggeplaatst is in het pleeggezin. Zij lijkt op dit moment een ontwikkelingsachterstand te hebben van ongeveer vier maanden. De moeder heeft een belast verleden en is kwetsbaar. De moeder heeft moeite met het reguleren van haar emoties waardoor zij vaak in conflict komt. De moeder heeft al veel hulpverleningstrajecten gehad, maar dit is tot op heden niet voldoende gebleken. Het lukt haar niet om over een langere periode te laten zien dat zij kan veranderen en zich kan ontwikkelen, waardoor de aanvaardbare termijn voor [naam kind01] al is verstreken. Ook de vader heeft zijn leven niet op orde. [naam kind01] is gebaat bij de structuur en veiligheid die zij bij de pleegouders geboden krijgt. Ook haar oudere zus verblijft in dit gezin. De Raad vindt het belangrijk dat de [naam kind01] samen met haar zus [naam08] bij de pleegouders kunnen blijven. De moeder kan haar rol als ouder op afstand invullen. Ook op die manier kan zij een belangrijke rol in het leven van [naam kind01] blijven vervullen.

Het standpunt van de moeder

In aanvulling op het verweerschrift stelt de moeder zich op het standpunt dat zij het verzoek van de Raad te voorbarig vindt. Uit het raadsrapport blijkt dat er nu geen sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [naam kind01] , omdat zij met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders verblijft. Dit is een veilige, voorspelbare en gestructureerde opvoedingsomgeving.
Belangrijk is dat de betekenis van het begrip ‘Aanvaardbare termijn’ recent is herzien, waardoor deze minder dwingend moet worden toegepast. In de Richtlijn Uithuisplaatsing is voor kinderen als [naam kind01] een aanvaardbare termijn genoemd van een half jaar, maar dit is niet absoluut. De moeder stelt zich op het standpunt dat de aanvaardbare termijn in dit geval nog niet is verstreken. De moeder begrijpt dat zij stappen moet zetten, maar betwist dat zij niet op enig moment in staat zal zijn de opvoeding en verzorging te kunnen dragen.
De moeder erkent dat zij niet altijd in het belang van haar kinderen heeft gehandeld. De moeder heeft een belaste verleden. Desalniettemin heeft de moeder nu de keuze gemaakt om daadwerkelijk daaraan te werken. De moeder heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt wat betreft werk en scholing. De moeder heeft serieuze stappen ondernomen door psychische hulp en ambulante hulpverlening te aanvaarden. Ook heeft zij vanuit de rechtbank een bewindvoerder gekregen. Dit zijn zaken die belangrijk zijn voor stabiliteit. De moeder heeft een mentor waar ze gesprekken mee voert, waardoor zij tot meer zelfinzicht is gekomen. De moeder heeft een prima IQ blijkens het psychologisch onderzoek van De Waag. Zij is leerbaar en maakt grote stappen op dit gebied. De moeder werkt mee aan de hulpverlening en heeft een goede verstandhouding met de pleegouders. De moeder laat op dit moment zien in staat te zijn haar leven vorm te kunnen geven.
De moeder benadrukt dat zij haar gezag nooit heeft misbruikt. Ook belemmert zij de zaken rondom de plaatsing van [naam kind01] niet. De moeder geeft toestemming voor vakanties en andere zaken die [naam kind01] aangaan. Zij houdt zich aan de aanwijzingen die de GI in het kader van het contact met [naam kind01] geeft. De moeder vindt dat het tijdsverloop niet aan haar mag worden verweten, ook niet dat de aanvaardbare termijn zou zijn verstreken. De moeder wil graag haar gezag over [naam kind01] behouden. De moeder ziet graag dat [naam kind01] en haar zus [naam08] samen opgroeien. Zij is dankbaar dat de [naam kind01] samen met haar zus [naam08] bij de pleegouders kan opgroeien.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De aanvaardbare termijn is inmiddels verstreken. De GI merkt verder op dat het belangrijk is dat zij op de hoogte wordt gesteld als er hulpverlening betrokken is bij de moeder. Het is de GI niet bekend dat de moeder contact heeft met een psycholoog of dat zij gesprekken voert met een mentor. Het is positief dat de moeder bereid is haar samenwerking met de GI te verbeteren.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders hopen dat er snel duidelijkheid kan komen. De pleegouders vinden het fijn dat de bezoeken tussen de moeder en [naam kind01] doorgaan, zodat [naam kind01] een band houdt met haar moeder. De pleegouders vinden het ook belangrijk dat de moeder een belangrijke rol in het leven van [naam kind01] blijft spelen, zij blijft immers altijd de moeder van [naam kind01] ondanks een eventuele gezagsbeëindiging. Of de moeder nu wel of geen gezag heeft, zij blijft belangrijk in het leven van [naam kind01] .

De beoordeling

De kinderrechter overweegt dat op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan worden beëindigd, als
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) heeft op basis van Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) bepaald dat in het geval van een gezag beëindiging daadwerkelijk gebleken moet zijn dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind. Een gezagsbeëindiging is namelijk een zeer zwaar middel dat alleen in uitzonderlijke gevallen dient te worden toegepast. Zie ook het uitgebreide arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2022 op dit punt (ECLI:NL:GHSHE:2022:76).
De kinderrechter is van oordeel dat op dit moment niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een gezagsbeëindiging. Onvoldoende duidelijk is of er geen minder vergaande maatregel kan worden toegepast, zoals het moederschap op afstand met behoud van gezag. Dit wordt hieronder uiteengezet.
Iedereen is het er over eens dat het de moeder niet is gelukt om [naam kind01] stabiliteit, structuur en veiligheid te bieden. Het verleden van de moeder wordt gekenmerkt door verkeerde keuzes en agressie, waardoor zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld, tot twee keer toe gedetineerd is geweest vanwege drugssmokkel en op veel verschillende plekken heeft verbleven of simpelweg dakloos was. Moeder lijkt ernstige problemen te hebben om haar emoties te reguleren. Ze voelt zich snel aangevallen en komt vaak in conflict. Ook zou er sprake zijn van onderliggend trauma. Hiervoor zou zij behandeling moeten krijgen. Tijdens de moeder-kindopname bij Pluryn van begin dit jaar is ditzelfde gedrag waargenomen, waardoor dit traject uiteindelijk is stopgezet door Pluryn. De moeder was steeds minder beschikbaar voor [naam kind01] en de moeder bepaalde in negatieve zin steeds meer de sfeer op de groep.
De moeder zegt zelf dat zij nu tot inzicht gekomen dat zij in het verleden niet in het belang van [naam kind01] heeft gehandeld. Zij geeft aan dat het overlijden van haar vader veel met haar heeft gedaan. Moeder zegt hierover dat zij boos en gefrustreerd was en het lukte haar niet om haar emoties uit te zetten. Trauma’s kwamen naar boven en ze had het druk met zichzelf. De moeder geeft aan dat zij hulp krijgt en werkt aan haar problemen. Zij heeft een eigen woning en staat onder bewind. Ook ontvangt zij ambulante hulp van Pameijer.
Belangrijker nog is dat de moeder op zitting stelt dat zij onder behandeling staat van een psycholoog om aan haar zelf te werken. Tijdens het gesprek met de raadsonderzoeker heeft de moeder dit ook aangegeven. Zij is in dat gesprek ook in staat om een normaal gesprek te voeren en te reflecteren op haar emoties. Het is zo opvallend dat zij verbaal niet ontploft dat de raadsonderzoeker haar hiermee complimenteert. Door de raadsonderzoeker is de mededeling van de moeder over haar training niet verder uitgezocht, terwijl dit wel in de rede had gelegen. Het is namelijk een belangrijke stelling van de Raad dat de moeder behandeling nodig heeft voor haar agressie. Dat de moeder therapie volgt is de GI niet bekend. Tegelijkertijd stelt de moeder dat zij dit wel aan de pleegzorgbegeleider heeft gezegd, omdat zij daar een betere band mee heeft. Deze medewerker is dan weer niet door de Raad als informant benaderd in het kader van het raadsonderzoek. Ook dit had gelet op de zwaarte van het verzoek passend geweest. Dat onduidelijkheid blijft bestaan over de start van therapie voor de moeder is een gemiste kans.
De kinderrechter realiseert zich dat de moeder eerder vooral sociaalwenselijk gedrag heeft getoond richting hulpverleners en dat telkens bleek dat daadwerkelijke gedragsverandering niet plaatsvond. Tegelijkertijd onderbouwd de moeder op dit moment voldoende dat zij bezig is om te veranderen. Het begint bij inzicht en de moeder lijkt dit te hebben. Nu is de vraag of de moeder baat gaat hebben bij de hulpverlening die zij krijgt en daadwerkelijk kan veranderen. Gelet op de zwaarte van het verzoek, dient hier eerst meer duidelijkheid over te bestaan. Een positief antwoord op de vraag of de moeder kan veranderen betekent niet automatisch dat [naam kind01] moet worden teruggeplaatst bij de moeder. Die vraag ligt nu niet voor. Wel is het de vraag of met een minder zware maatregel kan worden volstaan, zoals het op afstand uitoefenen van het moederschap met behoud van gezag.
Daarbij komt dat het contact tussen de moeder en de pleegouders goed verloopt. Hoewel de moeder aangeeft dat zij op termijn zelf voor [naam kind01] zou willen zorgen, accepteert zij de plaatsing van [naam kind01] bij de pleegouders. [naam kind01] wordt niet belast met een jaarlijkse verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen, omdat zij hiervoor nog simpelweg te jong is. [naam kind01] verkeert nu niet in onzekerheid over waar zij zal opgroeien. De aanvaardbare termijn is op dit moment nog niet versterken.
Gelet op de onduidelijkheid over de ontwikkeling van de moeder zal de kinderrechter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [naam kind01] aanhouden voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter vraagt de Raad om een maand voor de zitting te rapporteren over de huidige stand van zaken, waarbij ook wordt ingegaan op de volgende zaken:
Welke vorm van therapie of behandeling volgt de moeder en wat zegt haar behandelaar over het verloop van de behandeling?
Wat is de visie van pleegzorg over het onderhavige verzoek?
Wat is de haalbaarheid van de situatie waarbij het moederschap op afstand wordt vormgegeven met behoud van gezag?
Ook de moeder kan stukken aanleveren om haar standpunt te onderbouwen.

De beslissing

De rechtbank:
houdt de beslissing op het verzoek tot beëindiging van het gezag aan en bepaalt dat de verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 april 2023 pro forma;
bepaalt dat de moeder, de vader (als informant), de advocaat, de GI en de Raad op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI en de Raad een maand voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.