In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd over [naam kind01] te benoemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. M.J.R. Roethof, de pleegouders en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [naam kind01] is geboren op [geboortedatum01] 2021 en verblijft sinds haar geboorte in een pleeggezin. De moeder heeft een belast verleden en heeft moeite met het reguleren van haar emoties, wat heeft geleid tot conflicten en een onrustige start voor [naam kind01]. De Raad heeft aangegeven dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De moeder heeft echter aangegeven dat zij stappen onderneemt om haar situatie te verbeteren en dat zij in staat is om haar leven vorm te geven.
De kinderrechter heeft overwogen dat er onvoldoende duidelijkheid is of er geen minder vergaande maatregel kan worden toegepast, zoals het moederschap op afstand met behoud van gezag. De kinderrechter heeft daarom besloten het verzoek tot beëindiging van het gezag aan te houden voor de duur van zes maanden, waarbij de Raad wordt verzocht om een rapportage over de huidige stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.