ECLI:NL:RBROT:2022:10747
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door de rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 augustus 2022, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant stelde dat hij de nota griffierecht en de herinnering om deze te voldoen niet had ontvangen. De rechtbank heeft het verzet op 7 december 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van de opposant aanwezig was.
De rechtbank heeft in de eerdere beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de opposant niet op tijd het griffierecht had voldaan en dat er geen verontschuldiging voor deze vertraging was.
In het verzet voerde de opposant aan dat hij de documenten niet had ontvangen. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting was gedaan. De verzetrechter constateerde dat de herinnering aangetekend was verstuurd naar de gemachtigde van de opposant en dat deze op 10 mei 2022 was bezorgd. De gemachtigde ontkende echter dat de handtekening op de ontvangstbevestiging van de herinnering van hem was. Dit leidde tot twijfel over de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het verzet gegrond was, omdat er twijfel was ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. De rechtbank besloot dat het onderzoek hervat moest worden in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.