2.2.Verweerder heeft, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het bestreden besluit genomen.
3. In beroep voert eiseres aan dat zij ten tijde van de datum in geding niet in staat was om aan het werk te gaan en meer dan 65% te verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Zij is voor het grootste deel van de tijd erg moe, haar lichaam doet pijn en zij heeft vaak koorts. Eiseres wijst erop dat haar situatie nog niet stabiel is. De verschillende behandeltrajecten hebben nog onvoldoende effect en er is nog geen sprake van verbetering. Leven met een systeemziekte vraagt volgens eiseres om een goede aanpak, namelijk aanpassing van de werkomstandigheden, de mogelijkheid om te rusten bij een lichamelijk inspannend gevoel, aanpassing van de werktijd en aanpassing van de werkdruk. Verweerders artsen hebben haar onvoldoende tijd gegeven om haar ziekte onder controle te krijgen, aldus eiseres. Zij acht zich meer beperkt ten aanzien van persoonlijk functioneren (zelfstandig functioneren in het dagelijks leven en aandacht verdelen) en sociaal functioneren (emotionele problemen van anderen hanteren en zelfstandig reizen). Daarnaast acht zij zich vanwege jicht beperkt voor werken in een tochtige omgeving. Verder voert zij aan dat zij niet langer kan lopen dan twintig minuten, niet langer kan staan dan één uur, niet gedurende het merendeel van de werkdag kan staan en niet acht uur per dag, veertig uur per week en ’s nachts kan werken. Eiseres acht zich daarom niet geschikt voor de geduide functies. Daarnaast wijst zij erop dat zij vanwege haar gewrichtsklachten en opstartproblemen in de ochtend niet kan voldoen aan de in de geduide functies gestelde vereisten van op tijd beginnen, werken in een bepaald tempo en concentreren. Ter zitting heeft eiseres aanvullend aangevoerd dat zij verder niet meer is gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel geldt dat indien de verzekerde in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, hij recht heeft op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
5. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of verweerder de medische beperkingen van eiseres correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat was om op de datum in geding, te weten
18 december 2020, haar eigen werk dan wel de aan haar voorgehouden functies te verrichten. In het bijzonder staat ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.