Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser01] ,
[eiser02],
1..De procedure
- de dagvaarding van 27 oktober 2022, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling van 25 november 2022;
- de pleitnota van [eisers01] ;
- de pleitnota van [gedaagde01].
2..De feiten
- Op 11 mei 2016 met [bedrijf03] (de v.o.f. van [naam01] en zijn vrouw) als (rechts)voorganger van [bedrijf04] Aan de v.o.f. is uitgeleend een bedrag van € 200.000,-;
- Op 11 mei 2017 met [bedrijf05] (de holding van [naam01] ). Aan deze holding is uitgeleend een bedrag van € 32.000,-;
- Op 13 november 2017 met [bedrijf01] . Aan [bedrijf01] is een bedrag van € 70.000,- uitgeleend. In deze overeenkomst is tevens tot zekerheid voor de terugbetaling van dit bedrag, een pandrecht gevestigd op de paarden [paard01] en [paard02] .
bijlage).
bijlagen).
3..Het geschil
4..De beoordeling
iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen”. [eiser01] is in dit verband te kwalificeren als iemand die binnen een bedrijfs- of beroepsactiviteit valt, omdat het fokken en trainen van paarden een commerciële aangelegenheid betreft. Dat [gedaagde01] onredelijk hoge kosten in rekening brengt, is gelet op de stukken die zij in het geding heeft gebracht, vooralsnog niet gebleken.