ECLI:NL:RBROT:2022:10969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
83/170899-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking aan het UWV

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking aan het UWV. De verdachte had aanvraagformulieren voor een WW-uitkering valselijk opgemaakt door te vermelden dat hij in dienst was van Het Frisjes BV, terwijl dit niet het geval was. Hierdoor ontving hij onterecht uitkeringen gedurende een langere periode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende deze periode ook inkomsten heeft verzwegen, wat de beoordeling van zijn recht op uitkeringen door de uitkeringsinstantie heeft bemoeilijkt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht weken, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van dezelfde duur met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van een regeling die bedoeld is om werklozen te ondersteunen, en dat zijn handelen het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel heeft ondermijnd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank sprak hem vrij van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van valsheid in geschrift en de gevolgen daarvan voor de betrokken instanties.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/170899-18
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01],
raadsman mr. M.D. Winter, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.C. Vermaseren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte bij de opmaak van de uitzendovereenkomst op 18 juni 2012 reeds het voornemen had om op basis van deze overeenkomst het UWV op een later tijdstip te misleiden. Pas gaandeweg zijn werkzaamheden voor [bedrijf01] is de verdachte zich gaan gedragen als het ‘gezicht’ van de onderneming. Dat betekent niet dat hij op 18 juni 2012 het oogmerk heeft gehad om een stuk valselijk op te maken.
Ook ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdenking berust uitsluitend op de door [bedrijf02] overhandigde registratieformulieren waarop de naam van de verdachte is opgenomen. De verdachte betwist dat hij in die periode als werknemer is ingezet en uit de administratie van [bedrijf01] blijkt niet dat de verdachte daadwerkelijk als werknemer is ingezet in de bedoelde periode van 27 januari 2014 tot 17 februari 2015.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op 19 januari 2013 een aanvraag heeft ingediend voor een WW-uitkering, waarna hij deze van het UWV heeft ontvangen vanuit een door de verdachte gesteld dienstverband bij [bedrijf01]. Vervolgens heeft de verdachte op 14 december 2013 wederom een WW-uitkering aangevraagd, waarna ook deze is toegekend en de verdachte de uitkering heeft ontvangen.
De toenmalige vriendin van de verdachte, [naam01] , was volgens de KvK-gegevens de directeur en groot aandeelhouder van [bedrijf01].
Uit de getuigenverklaringen komen echter de feitelijke gang van zaken en de feitelijke verhoudingen tussen de verdachte en [bedrijf01] naar voren. Hier blijkt onder andere uit dat de verdachte door derden, zoals medewerkers en opdrachtgevers, als de baas werd gezien. Hij regelde het werk, had contact met de opdrachtgevers, nam mensen aan en zorgde voor aansturing in het bedrijf. Daarbij blijkt uit een onderzoek naar de zakelijke rekening van [bedrijf01] dat er in 2014 en 2015 vanaf de zakelijke rekening geld is overgemaakt naar de kinderen van de verdachte. In februari 2015 is van de bankrekening van [bedrijf01] in totaal € 37.180 overgemaakt naar de verdachte onder de noemer ‘lening’. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat dit bedrag niet op een later moment aan de onderneming is terugbetaald. Hieruit volgt dat hij zeggenschap had over de bankrekeningen en financiën van de onderneming.
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat van een gezagsverhouding geen sprake was en de verdachte niet aan het gezag van de formeel bestuurder was onderworpen. De verdachte beschikte immers over de zakelijke rekening van [bedrijf01], waarvan geld naar zijn kinderen werd overgemaakt en van welke rekening hij geld – onder de vermelding van ‘lening’ – heeft ontvangen. Bij een dergelijke rol en zeggenschap past een arbeidsovereenkomst als uitzendkracht in het geheel niet.
Voorgaande betekent dan ook dat de uitzendovereenkomst valselijk is opgemaakt door - in strijd met de waarheid - op de uitzendovereenkomst te vermelden dat [bedrijf01] de werkgever van verdachte betreft en door - in strijd met de waarheid – binnen die uitzendovereenkomst te vermelden dat hij als werknemer werkzaam is bij [bedrijf01]. De verdachte heeft van de vervalste uitzendovereenkomst gebruik gemaakt door deze ter verkrijging van een WW-uitkering te verstrekken aan het UWV.
Naast de ontvangen WW-uitkeringen heeft de verdachte in de periode van 13 maart 2014 tot en met 26 februari 2015 een uitkering ontvangen op basis van de Ziektewet. Uit de urenstaten die zijn aangetroffen bij opdrachtgever [bedrijf02] blijkt dat de verdachte – na de toekenning van een Ziektewetuitkering – weer is gaan werken. Daarbij blijkt uit de verklaring van getuige [getuige01] dat de urenregistraties worden opgemaakt door de onderaannemer, te weten [bedrijf01] zelf. Uit de zakelijke rekening van [bedrijf01] blijkt tevens dat er gedurende de Ziektewetuitkering van de verdachte geld aan hem is uitbetaald. De rechtbank ziet het uitbetaalde geld als inkomen en dit had de verdachte door moeten geven aan het UWV, omdat deze van invloed zouden kunnen zijn op de hoogte of duur van zijn uitkering. Dit opzettelijk nalaten tijdig de genoemde gegevens door te geven leidt tot een financieel voordeel voor de verdachte.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 18 juni 2012 tot en met 1 maart 2013 te 's-Gravenhage, één of meerdere geschriften, te weten:
- een aanvraag WW d.d. 19 januari 2013 en
- een Uitzendovereenkomst Fase A met uitzendbeding tussen [bedrijf01] (werkgever) en [naam02] (werknemer) d.d. 18 juni 2012
(elk) zijnde een geschrift die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of heeft doen of laten opmaken, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse geschriften als ware die geschriften echt en onvervalst bestaande die valsheden uit:
- het - in strijd met de waarheid - op de aanvraag WW vermelden dat [bedrijf01] de werkgever van verdachte betreft en
- het - in strijd met de waarheid - binnen die uitzendovereenkomst vermelden dat verdachte als werknemer bij [bedrijf01] (werkgever) werkzaam is en
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van die valse geschriften aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
2. primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2013 tot en met 24 december 2013 te 's-Gravenhage, een geschrift, te weten:
- een aanvraag WW d.d. 14 december 2013 (blz 61)
zijnde een geschrift die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of heeft doen of laten opmaken, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat valse geschrift als ware dat geschrift echt en onvervalst bestaande die valsheid uit:
- het - in strijd met de waarheid - op de aanvraag WW vermelden dat [bedrijf01] de werkgever van verdachte betreft en
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van dat valse geschrift aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
3.
hij in de periode van 27 januari 2014 tot en met 27 februari 2015 te 's-Gravenhage, in strijd met een bij of krachtens wettelijk voorschrift (te weten artikel 49 Ziektewet) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de UWV (Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen), immers heeft hij verdachte (in die periode), niet aan het UWV medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij:
- in die periode (tegen betaling) werkzaam is geweest bij [bedrijf01]
zijnde een gegeven waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit gegeven van belang was voor de vaststelling van het recht op een verstrekking of tegemoetkoming – namelijk een uitkering krachtens de Ziektewet – dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
primair

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

2.
primair

valsheid in geschrift

3.

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft aanvraagformulieren voor het verkrijgen van een WW-uitkering
valselijk opgemaakt door - in strijd met de waarheid - op deze formulieren te laten vermelden dat hij als werknemer in dienst was van [bedrijf01] en [bedrijf01] zijn werkgever was. Op grond van deze informatie zijn aan de verdachte uitkeringen verstrekt gedurende een langere periode, terwijl hij op die uitkeringen geen recht had. Het totaal aan de verdachte ten onrechte uitgekeerde bedrag is € 7.806,94.
Daarnaast heeft de verdachte gedurende een lange periode voor de uitkeringsinstantie verzwegen dat hij werkzaamheden verrichtte en dat hij als gevolg hiervan inkomsten ontving. Als gevolg hiervan heeft de uitkeringsinstantie het recht op en de hoogte van de uitkeringen niet op een juiste wijze kunnen beoordelen.
Dit zijn ernstige feiten, omdat hierdoor op grove wijze misbruik is gemaakt van een regeling die door de overheid in het leven is geroepen om werklozen en personen die niet in staat zijn te werken (tijdelijk en) gedeeltelijk te compenseren voor hun verlies aan inkomen. Door het handelen van de verdachte wordt het sociale zekerheidsstelsel, dat wordt bekostigd vanuit premies die worden afgedragen door werknemers en werkgevers en gemeenschapsgeld, ondermijnd. Ook is schade toegebracht aan het vertrouwen dat het UWV moet kunnen stellen in de juistheid van uitkeringsaanvragen en de documenten die daarbij worden ingediend. De verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Redelijke termijnBij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 18 mei 2017 voor het eerst gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 18 mei 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vijf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van drie jaar.
StrafGezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en omdat het om oude feiten gaat zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan zal de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 225, 227b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf,
groot 8 (acht) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en C. Vogtschmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 oktober 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 juni 2012 tot en met 1 maart 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland één of meerdere geschrift(en), te weten:
- een aanvraag WW d.d. 19 januari 2013 (blz 36) en/of
- een Uitzendovereenkomst Fase A met uitzendbeding tussen [bedrijf01] (werkgever) en [naam02] (werknemer) d.d. 18 juni 2012
(elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten
Opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens)
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- het - in strijd met de waarheid - op de aanvraag WW vermelden dat [bedrijf01] de werkgever van verdachte betreft en/of
- het - in strijd met de waarheid - binnen die uitzendovereenkomst vermelden dat verdachte als werknemer bij [bedrijf01] (werkgever) werkzaam is en/of
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van die/dat valse geschrift(en) aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 juni 2012 tot en met 1 maart 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland een geschrift, te weten:
- een aanvraag WW d.d. 19 januari 2013 (blz 36)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat valse geschrift als ware dat geschrift echt en onvervalst bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- in strijd met de waarheid op die aanvraag WW staat aangegeven dat de arbeids-/uitzendovereenkomst/dienstbetrekking tussen verdachte en [bedrijf01] is beëindigd en/of bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van die/dat valse geschrift aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 24 december 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland een geschrift, te weten:
- een aanvraag WW d.d. 14 december 2013 (blz 61)
zijnde een geschrift die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- het - in strijd met de waarheid - op de aanvraag WW vermelden dat [bedrijf01] de werkgever van verdachte betreft en/of
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van dat valse geschrift aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2013 tot en met 24 december 2013 te 's-Gravenhage, althans in Nederland een geschrift, te weten:
- een aanvraag WW d.d. 14 december 2013 (blz 61)
zijnde een geschrift die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- in strijd met de waarheid op die aanvraag WW staat aangegeven dat de arbeids-/uitzendovereenkomst/dienstbetrekking tussen verdachte en [bedrijf01] is beëindigd
en/of bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter verkrijging van een WW-uitkering verstrekken van dat valse geschrift aan de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen);
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2014 tot en met 27 februari 2015 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, in strijd met een bij of krachtens wettelijk voorschrift (te weten artikel 49 Ziektewet) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de UWV (Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen), immers heeft hij verdachte (in die periode), niet aan het UWV medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij:
- in die periode (tegen betaling) werkzaam is geweest bij/voor [bedrijf01] zijnde dit (een) gegeven(s) waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van het recht op een verstrekking of tegemoetkoming – namelijk een uitkering krachtens de Ziektewet – dan wel voor de
hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.