In deze zaak heeft verzoekster op 18 januari 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het treffen van een moratorium voor een periode van zes maanden, om te voorkomen dat verweerster, Nordics Residential Beheer BV, het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2021 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer zou leggen. Tijdens de zitting op 7 februari 2022 is verzoekster telefonisch gehoord, en op 11 februari 2022 heeft schuldhulpverlening de rechtbank geïnformeerd over de situatie van verzoekster, die door baanverlies en een te lage uitkering in financiële problemen verkeerde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoekster een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming heeft overgelegd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die met haar minderjarige kind in de huurwoning wil blijven wonen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank oordeelt dat de lopende huurtermijnen kunnen worden voldaan en dat ontruiming de stabiliteit van verzoekster in gevaar zou brengen.
De rechtbank heeft daarom besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens heeft de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen. De uitspraak is gedaan door mr. C.G.E. Prenger en is openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.