ECLI:NL:RBROT:2022:11015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
FT RK 21-1254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en ontslag curator in faillissement Van Beers Trucking B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 december 2022 uitspraak gedaan in het faillissement van de besloten vennootschap Van Beers Trucking B.V. De schuldeiser, Van Beers Services B.V., heeft een verzoek ingediend op grond van artikel 69 van de Faillissementswet, waarin zij schadevergoeding eist van de curator. De schuldeiser stelt schade te hebben geleden door een gebrek aan voortvarendheid in de afwikkeling van het faillissement, onvoldoende informatie van de curator en het verstrijken van bezwaartermijnen met betrekking tot een vordering van het UWV. Daarnaast verzoekt de schuldeiser om het ontslag van de curator op dezelfde gronden.

De rechter-commissaris, mr. C.G.E. Prenger, heeft de verzoeken beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster ontvankelijk is, aangezien zij een schuldeiser van de gefailleerde is. Echter, het primaire verzoek om een boedelvordering te gelde te maken, kan niet via een verzoek ex artikel 69 Fw worden ingediend. Dit artikel is bedoeld om invloed uit te oefenen op het beheer van de failliete boedel en niet om individuele vorderingen te realiseren. De rechter-commissaris heeft ook opgemerkt dat het verzoek om de curator te ontslaan niet wordt ondersteund, omdat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn aangetoond die een ontslag rechtvaardigen.

De rechter-commissaris heeft uiteindelijk de verzoeken afgewezen, waarbij zij heeft benadrukt dat de verzoekster de mogelijkheid heeft om een verzoek tot ontslag van de curator rechtstreeks bij de rechtbank in te dienen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de schuldeisers en de noodzaak van terughoudendheid bij het ontslag van een curator.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
beschikking van de rechter-commissaris op grond van artikel 69 Faillissementswet
Insolventienummer : [nummer]
BESCHIKKING in het faillissement van :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BEERS TRUCKING B.V.
Faradayweg 2
3208 KS Spijkenisse
gefailleerde
rechter-commissaris: mr. C.G.E. Prenger
curator: mr. B.C. Doolaard

1.De procedure

De behandeling van het op 6 oktober 2022 door verzoekster, Van Beers Services B.V., ingediende verzoekschrift ex artikel 69 Faillissementswet (Fw) is bepaald op 10 november 2022.
Van verzoekster zijn op 11 oktober 2022, 12 oktober 2022, 13 oktober 2022, 14 oktober 2022, 17 oktober 2022, 2 november 2022, 9 november 2022, 10 november 2022, 14 november 2022, 2 december 2022 en 7 december 2022 emailberichten met bijlagen ontvangen.
Op 8 november 2022 zijn van mr. Doolaard producties 1 tot en met 7 ontvangen.
Verzoekster, bij monde van mevrouw [naam] , (middellijk) bestuurder van verzoekster, bijgestaan door mr. M.C.V. Dornstedt, en de curator mr. B.C. Doolaard zijn op 10 november 2022 in raadkamer gehoord.

2.Het verzoek

Het verzoekschrift strekt er, kort samengevat, toe om de curator te bevelen een schadevergoeding aan verzoekster te betalen en indien de boedel onvoldoende actief heeft, te oordelen dat de curator deze schadevergoeding pro se dient te betalen.
Verzoekster stelt schade te hebben geleden vanwege:
het gebrek aan voortvarendheid bij de afwikkeling van het faillissement;
het niet adequaat informeren van verzoekster;
het laten verlopen van bezwaartermijnen met betrekking tot de UWV vordering.
Subsidiair heeft verzoekster verzocht de curator te ontslaan op grond van artikel 73 Faillissementswet (Fw).
Bij nagekomen brief van 7 december 2022 heeft verzoekster verzocht de curator de bevelen in te stemmen met haar aanbod tot het treffen van een regeling.

3.Het verweer

De curator heeft op 10 oktober 2022 inhoudelijk gereageerd op het verzoek van 6 oktober 2022 en onder meer betwist dat de informatievoorziening niet voldoende zou zijn geweest en dat er sprake zou zijn van een gebrek aan voortvarendheid. De curator heeft gesteld dat hij alle vragen en verzoeken van verzoekster heeft beantwoord. Dat er door zijn toedoen bezwaartermijnen zijn verlopen, wordt eveneens door de curator betwist. De curator heeft benadrukt dat hij vrijwel direct na zijn aanstelling op 18 april 2022 (ter vervanging van mr. Nauta) contact heeft gezocht met mr. Dornstedt om te spreken over een praktische oplossing van de door hem gesignaleerde paulianakwestie.

4.De beoordeling

Verzoeken ex 69 Fw
Allereerst dient te worden beoordeeld of verzoekster in haar verzoek kan worden ontvangen. Daarvoor is het volgende van belang. Slechts de gefailleerde, een schuldeiser of de commissie van schuldeisers kan worden ontvangen in een dergelijk verzoek. De rechter-commissaris stelt vast dat verzoekster een van de schuldeisers van gefailleerde is (productie 7 zoals ingebracht door de curator). In zoverre, is zij ontvankelijk.
Het primaire verzoek strekt er echter toe om een beweerdelijke boedelvordering te gelde te maken, althans een beweerdelijke vordering op de curator pro se. De procedure ex artikel 69 van de Fw is daarvoor niet bestemd. Boedelschuldeisers dienen een dergelijke gepretendeerde vordering via een gewone bodemprocedure geldend te maken.
Artikel 69 Fw strekt er slechts toe invloed uit te oefenen op het beheer over de failliete boedel en eventuele daarbij gemaakte fouten te herstellen of te voorkomen. Dit voorschrift heeft een beperkte strekking. De regeling van artikel 69 van de Fw dient er in beginsel niet toe om individuele verzoekers in de gelegenheid te stellen op eenvoudige wijze aan hen persoonlijk toekomende rechten tegenover de boedel geldend te maken.
Ook het verzoek van 7 december 2022, waarin wordt verzocht de curator te bevelen het schikkingsaanbod van verzoekster te accepteren, lijkt voornamelijk gedreven door het persoonlijke belang van verzoekster, dat erin is gelegen dat er geen vordering uit hoofde van pauliana tegen haar wordt ingesteld. Verzoekster wil dat tegen betaling van € 5.700,- en onder afstand van haar concurrente vordering van € 2.449,-, de curator afstand doet van de door de boedel gepretendeerde aanspraak uit hoofde van artikel 42 Fw. Feitelijk komt dit erop neer dat verzoekster een bijdrage levert ter hoogte van (om en na bij) de preferente vordering van de fiscus (waarvoor zij uit hoofde van de fiscale eenheid mogelijk ook hoofdelijk aansprakelijk is), en zij haar concurrente vordering niet langer indient in het faillissement. Dat hiermee de gezamenlijke schuldeisers het beste gediend zijn, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Dit mede gelet op de aard en inhoud van de jegens verzoekster gemaakte verwijten, en de financiële uitwerking van het voorstel.
Daarbij verdient opmerking dat op dit moment nog geen machtigingsverzoek voor het starten van een procedure tegen verzoekster voorligt. De onderhavige beslissing strekt er ook niet toe om daarop (mede) te beslissen. In het kader van het onderhavige verzoek zijn wel stukken gewisseld die ook betrekking hebben op de paulianakwestie. De curator heeft zich in dat kader op het standpunt gesteld dat de verkoop en levering van de vrachtwagencombinatie aan verzoekster, vlak voor het faillissement van Van Beers Trucking B.V., onder verrekening van de koopprijs (van € 40.000 ex btw), paulianeus is. Dat dit standpunt geen kans van slagen heeft, is vooralsnog niet aannemelijk geworden. Het debat daarover dient ook primair in een bodemprocedure gevoerd te worden, indien het daarvan zou komen. In het kader van het verzoek ex artikel 69 Fw, dient – zoals gezegd – (slechts) beoordeeld te worden of er fouten in het boedelbeheer hersteld moeten worden. Dat dat het geval is, is niet aannemelijk geworden.
Ten overvloede merkt de rechter-commissaris daarbij op dat zij verzoekster niet kan volgen in haar stelling dat betaling van een hoger (schikkings-)bedrag zou leiden tot een surplus dat aan verzoekster zou toekomen. Bij de huidige stand van de boedel is zelfs met de aangeboden bijdrage, geen uitkering aan de concurrente schuldeisers mogelijk.
De verzoeken ex artikel 69 Fw zullen, gelet op het bovenstaande, worden afgewezen.
Ontslagverzoek curator
Met betrekking tot het verzoek tot ontslag van de curator merkt de rechter-commissaris op dat het verzoekster vrijstaat dit rechtstreeks bij de rechtbank in te dienen.
De rechter-commissaris ziet thans geen redenen om een verzoek tot ontslag te ondersteunen. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat in het algemeen terughoudendheid betracht dient te worden bij het ontslag van een curator: er moet sprake zijn van zwaarwegende omstandigheden. Dat de curator fouten heeft gemaakt die hebben geleid tot schade bij verzoekster (zoals gesteld), is vooralsnog niet gebleken. Een deel van de gemaakte verwijten (inzake het vermeende gebrek aan advies over aangiften loonbelasting) ziet zelfs op de periode van voor de aanstelling van mr. Doolaard (nog los van de vraag of dergelijke advisering verwacht mag worden van een curator). Als gevolg van de inspanningen van mr. Doolaard zijn de fiscale vorderingen en de door het UWV ingediende vorderingen bovendien herhaaldelijk bijgesteld. Dat sprake is van een overlap tussen de vorderingen van de Belastingdienst en het UWV, is niet gebleken.
Derhalve zal ik het verzoek tot ontslag niet ondersteunen c.q. doorgeleiden naar de rechtbank zoals verzocht.

5.De beslissing

De rechter-commissaris wijst de verzoeken af. [1]
Rotterdam, 9 december 2022
mr. C.G.E. Prenger,
rechter-commissaris