In deze zaak heeft verzoekster op 17 januari 2022 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 12 november 2021, waarbij de huurovereenkomst tussen verzoekster en verweerster was ontbonden en verzoekster was veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. Verweerster had de ontruiming van de woning aangezegd, omdat verzoekster de voorwaarden van een eerder moratorium had geschonden door huurtermijnen niet tijdig te voldoen. De rechtbank heeft op 10 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekster om een nieuw moratorium. De rechtbank oordeelde dat het eerste moratorium was vervallen door de schending van de voorwaarden, maar dat verzoekster een nieuw verzoek kon indienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gewijzigde omstandigheden waren die de tijdige betaling van de huurtermijnen waarborgden, mede door de ondersteuning van een beschermingsbewindvoerder. De rechtbank heeft het verzoek om een tweede moratorium toegewezen, maar voor een kortere termijn dan verzocht, en onder voorwaarden dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.