ECLI:NL:RBROT:2022:1103
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die onder bewind staat. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, waarop de rechter-commissaris op 19 oktober 2021 instemde. Tijdens de zitting op 15 november 2021 zijn zowel de bewindvoerder als de schuldenares gehoord. De rechtbank heeft de uitspraak aangehouden tot 15 december 2021, waarna een tussenvonnis volgde waarin werd vastgesteld dat de schuldenares zich onder beschermingsbewind had gesteld en dat een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting was hersteld. De schuldenares had echter een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting van 24 maanden, die zij diende te onderbouwen met medische stukken.
Tijdens de zitting op 4 februari 2022 werd besproken dat de schuldenares sinds 1 februari 2022 voor 20 uur per week werkzaam is in de thuiszorg en dat zij maandelijks haar sollicitatiebewijzen opstuurt. De rechtbank oordeelde dat de informatieverplichting grotendeels was hersteld, maar dat de gevraagde medische gegevens nog niet waren aangeleverd. Hierdoor kon niet worden beoordeeld of de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting aan de schuldenares kon worden toegerekend. De rechtbank weigerde daarom de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, maar gaf de schuldenares de gelegenheid om alsnog met medische stukken te onderbouwen dat zij gedurende een deel van de eerste 24 maanden niet in staat was om te werken. De bewindvoerder werd verzocht tijdig overleg te plegen met de rechter-commissaris over de verdere gang van zaken.