ECLI:NL:RBROT:2022:1103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
FT EA 19-1269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die onder bewind staat. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, waarop de rechter-commissaris op 19 oktober 2021 instemde. Tijdens de zitting op 15 november 2021 zijn zowel de bewindvoerder als de schuldenares gehoord. De rechtbank heeft de uitspraak aangehouden tot 15 december 2021, waarna een tussenvonnis volgde waarin werd vastgesteld dat de schuldenares zich onder beschermingsbewind had gesteld en dat een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting was hersteld. De schuldenares had echter een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting van 24 maanden, die zij diende te onderbouwen met medische stukken.

Tijdens de zitting op 4 februari 2022 werd besproken dat de schuldenares sinds 1 februari 2022 voor 20 uur per week werkzaam is in de thuiszorg en dat zij maandelijks haar sollicitatiebewijzen opstuurt. De rechtbank oordeelde dat de informatieverplichting grotendeels was hersteld, maar dat de gevraagde medische gegevens nog niet waren aangeleverd. Hierdoor kon niet worden beoordeeld of de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting aan de schuldenares kon worden toegerekend. De rechtbank weigerde daarom de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, maar gaf de schuldenares de gelegenheid om alsnog met medische stukken te onderbouwen dat zij gedurende een deel van de eerste 24 maanden niet in staat was om te werken. De bewindvoerder werd verzocht tijdig overleg te plegen met de rechter-commissaris over de verdere gang van zaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 februari 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 19 september 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: J.M. Hoogland.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 19 oktober 2021 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenares zijn gehoord ter terechtzitting van 15 november 2021. De uitspraak is aangehouden tot 15 december 2021.
Op 7 december 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank in kennis gesteld van de laatste stand van zaken.
Bij tussenvonnis van 15 december 2021 heeft de rechtbank beslist dat de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling verder zal worden behandeld op 4 februari 2022.
Op 31 januari 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank in kennis gesteld van de laatste stand van zaken.
De bewindvoerder, schuldenares en de beschermingsbewindvoerder van schuldenaar, mevrouw B. Kleinherenbrink, zijn telefonisch gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis) ter terechtzitting van 4 februari 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder en schuldenares verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.

3..De beoordeling

Bij tussenvonnis van 15 december 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat schuldenares zich na de zitting van 15 november 2021 onder beschermingsbewind heeft gesteld en dat de tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting (daardoor) grotendeels is hersteld. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat schuldenares vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling tot en met september 2021 een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting heeft laten ontstaan van 24 maanden. In het tussenvonnis heeft de rechtbank schuldenares in de gelegenheid gesteld met (medische) stukken te onderbouwen dat de hiervoor genoemde tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting niet aan haar kan worden toegerekend, nu zij – naar zij zelf stelt – in die periode kampte met een depressie en met alcoholverslaving.
De bewindvoerder heeft in de laatste stand van zaken van 31 januari 2022 en ter terechtzitting verklaard dat schuldenares sinds de zitting van 15 november 2021 maandelijks haar sollicitatiebewijzen opstuurt. Schuldenares is sinds 1 februari 2022 voor 20 uur per week werkzaam in de thuiszorg. Daarnaast heeft de bewindvoerder verklaard dat de verzochte medische stukken niet zijn aangeleverd. Wel is een brief van Antes overgelegd waaruit blijkt dat schuldenares vanaf mei 2021 onder behandeling is, maar daaruit volgt niet wat er precies speelt en vanaf wanneer de problemen spelen. Schuldenares is verzocht aanvullende informatie over te leggen, zodat kan worden beoordeeld of met terugwerkende kracht vrijstelling kan worden verleend. De bewindvoerder heeft de rechtbank verzocht de regeling vooralsnog niet tussentijds te beëindigen en ter zitting een eventuele verlenging te bespreken.
Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat de verzochte medische stukken nog niet zijn aangeleverd, omdat de zorginstelling, gezien de privacygevoeligheid van de stukken, problemen ziet met de verstrekking hiervan. Ter zitting is derhalve de mogelijkheid besproken dat schuldenares haar medisch dossier kan opvragen en nadien zelf kan beslissen of zij de gevraagde medische gegevens wil verstrekken. Ook is met haar besproken dat zij informatie bij de huisarts kan opvragen ter onderbouwing van haar standpunt.
De rechtbank is van oordeel dat de informatieverplichting grotendeel is hersteld. Daarnaast beschikt schuldenares inmiddels over betaald werk voor 20 uur per week en solliciteert zij sinds oktober 2021 naar behoren. Schuldenares heeft echter de gevraagde medische gegevens niet aangeleverd. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of de tekortkoming in de nakoming in de sollicitatieverplichting over de eerste 24 maanden van de schuldsaneringsregeling aan schuldenares kan worden toegerekend.
Deze tekortkoming rechtvaardigt in het licht van het voorgaande – nu schuldenares heeft laten zien dat zij (inmiddels) saneringsgezind is en gemotiveerd is om de verplichtingen na te komen – op dit moment echter geen tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande dus geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Nu schuldenares (nog) geen (medische) gegevens heeft overgelegd, heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om nu al een oordeel te geven over de toerekenbaarheid van de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting over de eerste 24 maanden van de regeling. Met schuldenares is ter zitting besproken dat zij in de komende periode in de gelegenheid wordt gesteld alsnog met (medische) stukken te onderbouwen dat zij gedurende (een deel van de) eerste 24 maanden van de regeling niet in staat was om te werken. Het is dan aan de rechter-commissaris om te beoordelen of schuldenares met terugwerkende kracht een vrijstelling wordt verleend. Indien en voor zover geen vrijstelling wordt verleend, dan ligt het in de rede, gezien de huidige stand van zaken, dat schuldenares in de gelegenheid wordt gesteld de periode gedurende welke zij tekort is geschoten, te compenseren door middel van een verlenging van de regeling. Dit is ook met schuldenares besproken ter zitting. De bewindvoerder dient tijdig in overleg te treden met de rechter-commissaris over de verdere gang van zaken met betrekking tot het verloop van de regeling.

4..De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. E.P.J. van de Luitgaarden, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2022. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen