In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. De minderjarige, geboren in 2005, verblijft op een kamertrainingscentrum (KTC) te Nijmegen en heeft de afgelopen periode positieve ontwikkelingen doorgemaakt. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige het afgelopen jaar vooruitgang heeft geboekt en dat hij niet langer in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De minderjarige heeft aangegeven dat hij de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig acht, en ook de moeder deelt deze mening. De kinderrechter concludeert dat het verzoek van de GI niet voldoet aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, en wijst het verzoek af. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.