ECLI:NL:RBROT:2022:11040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
10/751017-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forse overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak met vrijspraak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2022, is de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De zaak betreft een forse overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De verdediging voerde aan dat de lange duur van de procedure, die sinds 2017 aanhangig was, niet aan de verdachte te wijten was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De rechtbank erkende de overschrijding van de redelijke termijn, maar oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moesten leiden. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/751017-19
Datum uitspraak: 14 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
Raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.W.J. Kerckhoffs heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Er is sprake van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM). Sinds het moment van horen van de verdachte in 2017 zijn ruim vijf jaren verstreken. Het lange tijdsverloop is niet aan de verdachte te wijten en zij dient te worden beschermd tegen inactiviteit van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt met de verdediging en officier van justitie vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan - ook een forse - overschrijding van de redelijke termijn echter slechts in uitzonderlijke gevallen tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging leiden. Een dergelijk uitzonderlijk geval acht de rechtbank hier niet aan de orde. Het feit dat er andersluidende jurisprudentie van lagere rechtspraak bestaat, maakt dit niet anders. Het verweer wordt dus verworpen. Dit betekent dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

5..Vrijspraak

Beoordeling en conclusie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken. Gelet op het voorgaande kunnen de overige verweren buiten beschouwing blijven.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 december 2022.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 18 december 2015 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of te Haarlem en/of te Zwijndrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf01] bij vonnis van de rechtbank te Dordrecht op 6 november 2012 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van
[bedrijf01] , een of meerdere van de navolgende goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken, te weten
- kantoorinventaris en/of
- goodwill en/of
- elektrotechnische materialen (onder meer een of moer ketel (s)) en/of
- een of meerdere geldbedrag(en) (EUR 141.450,).