In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2022 een beschikking gegeven inzake de vaststelling van kinderalimentatie. De moeder heeft verzocht om een bijdrage van € 500,- netto per maand voor de kinderen, terwijl de vader betwistte dat hij voldoende draagkracht had en stelde dat de behoefte van de kinderen lager was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun kinderen, maar dat de moeder alleen het gezag heeft over de jongste. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gegevens zijn over de financiële situatie van beide ouders om de draagkracht nauwkeurig te berekenen. De vader heeft weliswaar een uitkering, maar heeft geen recente bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwen. De rechtbank heeft daarom de kinderalimentatie vastgesteld op € 114,- per kind per maand, rekening houdend met de beperkte informatie over de draagkracht van beide ouders. De alimentatie moet steeds vóór de eerste van de maand worden betaald en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad. De ouders zijn verplicht om hun eigen proceskosten te dragen. De beschikking kan worden aangevochten bij het gerechtshof in Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.