ECLI:NL:RBROT:2022:1106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
C/10/632075 / JE RK 22-128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die de belangen van de minderjarige behartigt. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn vader en stiefmoeder, terwijl het ouderlijk gezag bij de moeder ligt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige vanwege gedragsproblematiek en zorgen over de thuissituatie bij de moeder uit huis geplaatst is. De moeder en stiefmoeder hebben hun instemming gegeven met de verlenging van de uithuisplaatsing, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de huidige situatie van de minderjarige, die sinds de uithuisplaatsing weer naar school gaat en meer rust ervaart. De communicatie tussen de ouders blijft problematisch, en er zijn zorgen over de schoolkeuze van de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een kortere periode van zes maanden. Dit om de ontwikkeling van de minderjarige te blijven monitoren en om te kijken of een terugplaatsing naar de moeder in de toekomst mogelijk is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de pro forma datum van 1 juli 2022 een rapportage te doen over de stand van zaken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/632075 / JE RK 22-128
datum uitspraak: 7 februari 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 17 januari 2022.
Op 7 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de stiefmoeder, mw. [naam stiefmoeder] , gehoord als informant,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de vader en de stiefmoeder.
Bij beschikking van 16 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 17 februari 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 oktober 2021 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader zonder gezag verleend tot 17 februari 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder te verlengen voor de duur van een jaar.=
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Sinds de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en stiefmoeder is er iets meer rust ontstaan. [voornaam minderjarige] gaat eindelijk weer naar school. Hij volgt onderwijs van Timon, in afwachting van een andere passende school. Het is van belang dat hij vanuit de rust bij de vader naar de nieuwe school zal gaan. De relatie tussen de ouders is nog problematisch. Tussen de ouders is sprake van een wisselwerking waarbij zij elkaar niet goed met rust kunnen laten. Vanuit de reclassering van de vader wordt hulpverlening vanuit De Waag ingezet voor de communicatie tussen de ouders. De wachtlijst hiervoor is ongeveer vijf maanden. Het is van belang dat iedereen voor een langere periode tot rust komt.

De standpunten

De moeder is het eens met het verzoek. Tussen de ouders is nog sprake van spanningen. De vader houdt zich niet goed aan de afspraken. Met [voornaam minderjarige] gaat het goed. Zolang de omgang via de stiefmoeder verloopt, gaat ook dat goed.
De stiefmoeder is het eens met het verzoek. [voornaam minderjarige] geeft wel regelmatig aan dat hij het liefste weer bij de moeder wil wonen. De stiefmoeder laat [voornaam minderjarige] zo vaak als hij wil naar de moeder gaan. Zowel thuis als op school gaat het goed met [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] vanwege gedragsproblematiek en zorgen over de thuissituatie bij de moeder uit huis geplaatst is bij de vader en de stiefmoeder. De vader en stiefmoeder bieden de structuur en regelmaat die [voornaam minderjarige] nodig heeft. Door de uithuisplaatsing heeft de moeder de rust gekregen om aan zichzelf te werken en ook [voornaam minderjarige] ervaart meer rust. De communicatie tussen de ouders blijft een aandachtspunt. Het lukt hen nog altijd niet om op een constructieve wijze in het belang van [voornaam minderjarige] te communiceren. Ook de opgestelde veiligheidsafspraken worden niet altijd nageleefd. De ouders staan op de wachtlijst bij De Waag voor hulpverlening.
Ook de zorgen om de school van [voornaam minderjarige] zijn nog aanwezig. [voornaam minderjarige] heeft ruim twee jaar geen onderwijs gevolgd, waardoor hij een achterstand in zijn cognitieve ontwikkeling heeft opgelopen. Inmiddels volgt hij al een aantal maanden onderwijs van Timon, maar het vinden van een reguliere school voor Timon is erg lastig gebleken. Wellicht dat hij naar het Accent College kan, maar dit is nog niet rond.
Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij vanuit de stabiele en rustige thuissituatie bij de vader en stiefmoeder de overstap kan maken naar een nieuwe school. Gelet op de problematiek van [voornaam minderjarige] kan een nieuwe school de nodige spanningen en emoties bij hem losmaken. Omdat het vinden van een passende school moeizaam is gebleken, is nog niet duidelijk wanneer hij die overstap zal kunnen maken.
De kinderrechter acht de voortzetting van de betrokkenheid van de jeugdbeschermer nog van belang om de hulpverlening voor de ouders te monitoren, om de zoektocht en overstap naar een nieuwe school te begeleiden en om zicht te houden op de algehele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] daarom verlengen voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter ziet echter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een kortere periode dan verzocht. [voornaam minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven het liefst volgende week al terug te willen gaan naar de moeder. De stiefmoeder heeft ter zitting eveneens aangegeven dat [voornaam minderjarige] dit thuis regelmatig benoemt. De wens van [voornaam minderjarige] om weer bij zijn moeder te wonen is zeer begrijpelijk, maar op dit moment nog niet in zijn belang. Op dit moment is nog niet met zekerheid te noemen wanneer dit mogelijk weer wel in zijn belang zal zijn. Alle aanwezigen ter zitting zijn het eens dat daar weer naartoe moet worden gewerkt, zodra dit mogelijk is. Om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] gedemotiveerd raakt – met de mogelijke gevolgen van dien – en om hem het vertrouwen te geven dat er naar hem geluisterd wordt, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden opdat over zes maanden kan worden gekeken of thuisplaatsing al in het belang van [voornaam minderjarige] is.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 17 februari 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder tot 17 augustus 2022;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2022 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.