ECLI:NL:RBROT:2022:11095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/10/645050 / FA RK 22-6676
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over onvrijwillige zorg en schadevergoeding in de context van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2022 een beschikking gegeven in een klachtprocedure die betrekking heeft op onvrijwillige zorg zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Verzoeker, die sinds 2010 bij ASVZ is opgenomen, heeft een klacht ingediend over het niet opnemen van onvrijwillige zorg in zijn behandelplan. Hij stelt dat de zorgaanbieder, Stichting ASVZ, de eisen van de Wzd niet heeft nageleefd, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onvrijwillige zorg, waaronder de meldingsplicht en het niet zelfstandig naar buiten mogen, niet volgens de procedure van het stappenplan van de Wzd zijn opgenomen in het behandelplan. Dit heeft geleid tot veel onduidelijkheid en stress voor verzoeker.

De rechtbank heeft de klacht van verzoeker gegrond verklaard en een schadevergoeding van € 875,- toegewezen, berekend op basis van € 5,- per dag voor de periode waarin de Wzd niet in acht is genomen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de fixatiemaatregelen niet correct zijn geëvalueerd, omdat er geen externe deskundige aanwezig was bij de evaluatie op 14 april 2022. De overige klachten van verzoeker, zoals toezicht bij douchen en ongevraagd binnenkomen van begeleiders, zijn ongegrond verklaard, omdat deze niet als onvrijwillige zorg zijn aangemerkt. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van deze klachten.

De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het toepassen van onvrijwillige zorg en de noodzaak om de rechten van cliënten te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/645050 / FA RK 22-6676
Beschikking van 5 december 2022 betreffende een klacht als bedoeld in artikel 56c Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 56g lid 2 Wzd
op het ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] ,
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
waar hij verblijft bij ASVZ, locatie [naam locatie] ,
advocaat mr. J.H.S. Vogel te Rotterdam.
t e g e n:
Stichting ASVZ(hierna: verweerder),
gevestigd te Sliedrecht,
zijnde de zorgaanbieder.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 september 2022.
Bij dit verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de klacht van verzoeker bij de klachtencommissie van 6 juli 2022;
- het verweerschrift van verweerder met bijlagen van 27 juli 2022;
- de reactie van verzoeker op het verweerschrift met bijlagen van 29 juli 2022;
- de beslissing van de klachtencommissie van 12 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 november 2022 op de locatie van ASVZ. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- verzoeker met zijn hierboven genoemde advocaat;
- [naam 1] , orthopedagoog, [naam 2] , teamleider, [naam 3] , persoonlijk begeleider en [naam 4] , jurist, allen verbonden aan ASVZ.

2..De feiten en omstandigheden

2.1.
Sinds 8 maart 2010 is verzoeker opgenomen bij ASVZ vanwege een ontwikkelingsstoornis in het autistische spectrum met klinische symptomen. Aanvankelijk was verzoeker bij ASVZ geplaatst met een rechterlijke machtiging (in het kader van de Wet Bopz), maar sinds 26 december 2012 is sprake van een vrijwillig verblijf.
Vanaf 15 juli 2021 is onvrijwillige zorg opgenomen in het behandelplan om in geval van agressie-incidenten de benen, armen en het lichaam van verzoeker te fixeren.
De eerste evaluatie van deze onvrijwillige zorg vond plaats op 15 oktober 2021 waaruit bleek dat fixaties nog regelmatig nodig waren. Op 13 januari 2022 vond opnieuw een evaluatie plaats waarin besloten werd de onvrijwillige zorg in het behandelplan te handhaven, maar wel te streven naar een afbouw in die zin dat in voorkomende gevallen fixatie werd beperkt tot alleen een polsfixatie. Voorts is de volgende passage opgenomen in het evaluatieverslag van 13 januari 2022:
“Zijn er belangrijke veranderingen in de omgeving m.b.t. deze (on)vrijwillige zorg? Ja, de begeleiding is aangepast en dat levert nu weerstand op. Door de toename aan duidelijkheid en daarmee veiligheid voor hem, zal deze mogelijk worden afgebouwd.”
Op 14 april 2022 vond wederom een evaluatie plaats. Bij deze evaluatie was geen deskundige aanwezig die niet bij de zorg van verzoeker betrokken is geweest.
In dit evaluatieverslag zijn de volgende passages opgenomen:
“Maatregelen 24 uur en gesloten woning zijn nog niet door het proces heen.
[voornaam verzoeker] is het niet eens met de maatregelen en wil zelf naar de bioscoop gaan en zelfstandig wandelen.
Fixaties zijn heel wisselend toegepast afhankelijk van zijn stemming, maar zijn duidelijk toegenomen na de afspraken over het niet zelfstandig naar buiten gaan.
De maatregelen 24 uur en gesloten woning moeten worden aangemaakt. Hiervan
zijn afspraken gemaakt over het zelfstandig naar de bioscoop gaan en dat hij hier
zelf zijn geld kan besteden en dit voorbespreekt met begeleiding. Hij moet op tijd
terug zijn voor de avonddienst.”
In het (ongedateerde) Individueel plan is onder het kopje ‘Begeleidingsafspraken’ opgenomen:
“ [voornaam verzoeker] mag tot 21:00 uur zelfstandig naar buiten.”
Onder het kopje ‘Onvrijwillige zorg’ is in het Individueel plan opgenomen:
“Maatregel
Aanbrengen van beperkingen: meldingsafspraken
Fysieke fixatie: armen, benen, lichaam.”
Verzoeker had tot december 2021 de vrijheid om buiten het ingevulde dagprogramma zelfstandig naar buiten te mogen. Na december 2021 mocht verzoeker alleen nog maar onder begeleiding naar buiten. Sinds enige tijd mag verzoeker tot 21:00 uur zelfstandig naar buiten maar geldt er op vrijdag en zaterdag wel een meldingsplicht.
Op 6 juli 2022 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Onvrijwillige Zorg (KCOZ). Op 12 augustus 2022 heeft de KCOZ de klachten van verzoeker gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. De klacht ten aanzien van het beperken van de vrijheden van betrokkene buiten de instelling door het hanteren van een meldingsplicht is gegrond verklaard. Met betrekking tot die klacht heeft de KCOZ tevens aan de zorgaanbieder de opdracht gegeven om het vrijheden-/verlofbeleid alsnog als onvrijwillige zorg op te nemen in het behandelplan. Voor het hanteren van de meldingsplicht is een schadevergoeding toegekend van € 225,-.
De klacht ten aanzien van de fixatie is ongegrond verklaard.
Verder heeft de KCOZ zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de overige klachten.
2.2.
Op 23 september 2022 heeft verzoeker binnen de daarvoor gestelde termijn beroep ingesteld tegen de beslissing van de klachtencommissie.

3..Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoeker verzoekt zijn klachten bij de KCOZ alsnog allemaal gegrond te verklaren. Tevens verzoekt verzoeker hem op grond van artikel 56g lid 2 Wzd een schadevergoeding toe te kennen van € 5.250,- dan wel € 4.675,-.
De klacht richt zich tegen meerdere aspecten van de verleende zorg.
Allereerst stelt verzoeker dat de onvrijwillige zorg met betrekking tot het niet zonder begeleiding naar buiten mogen en de meldingsplicht niet volgens de procedure van het stappenplan van de Wzd zijn opgenomen in het behandelplan en dat de hiervoor opgelegde schadevergoeding door de KCOZ te laag is. Uit de stukken blijkt dat verzoeker het vanaf december 2021 dan wel in elk geval vanaf 14 januari 2022 oneens was met de maatregel dat hij niet meer zonder begeleiding naar buiten mocht. Vanaf die datum had het stappenplan als bedoeld in de Wzd gevolgd moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Ook de later ingevoerde meldingsplicht waar verzoeker zich van meet af aan tegen heeft verzet, is niet volgens de procedure van het stappenplan opgenomen in het behandelplan.
Verzoeker heeft de beide maatregelen als een ernstige inbreuk op zijn leven ervaren en ze hebben hem veel onduidelijkheid en stress gegeven. Daarom komt hem een schadevergoeding toe. Ervan uitgaande dat de instelling gedurende een periode van zeven maanden een inbreuk op zijn leven heeft gemaakt, is een schadevergoeding van € 5.250,- (= 210 dagen maal € 25,- per dag) billijk. Indien ervan uitgegaan wordt dat de instelling vanaf 14 januari 2022 tot de klaagbrief van 6 juli 2022 een ernstige inbreuk heeft gepleegd op zijn leven, is een schadevergoeding van € 4.675,- (=187 dagen maal € 25,- per dag) billijk.
Daarnaast is het stappenplan niet geheel gevolgd bij de evaluatie van de fixatiemaatregel. Bij de evaluatie op 14 april 2022 had namelijk een externe deskundige aanwezig moeten zijn. Ook stelt verzoeker dat hij ten onrechte niet is uitgenodigd voor de evaluaties. Deze klacht dient alsnog gegrond te worden verklaard.
Tot slot ondervindt verzoeker dat hij onder toezicht moet douchen en dat begeleiders ongevraagd zijn kamer binnenkomen. Ook wordt verzoeker gedwongen zijn kamer op te ruimen en daarbij spullen weg te gooien en krijgt hij niet altijd genoeg eten en/of drinken. Ook deze maatregelen ervaart verzoeker als een ernstige inbreuk op zijn privacy.
3.2.
Verweerder voert gemotiveerd verweer en heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
De afspraken met betrekking tot het niet meer zonder begeleiding naar buiten mogen zijn vrijwillige afspraken geweest die tot stand zijn gekomen in overleg met de ouders en de curator van verzoeker. Verzoeker had veel vrijheden maar op enig moment kon verzoeker daar niet meer goed mee omgaan. Dit leidde tot zelfverwaarlozing, verwaarlozing van zijn kamer en het drinken van veel alcohol op momenten dat verzoeker buiten de instelling verbleef. Nadat bleek dat verzoeker zich verzette tegen deze afspraken, zijn deze besproken in het Evaluatie behandelplan van 14 april 2022, waar verzoeker ook aanwezig was.
Met betrekking tot het schadevergoedingsverzoek stelt verweerder zich op het standpunt dat het toekennen daarvan niet redelijk is. Weliswaar zijn de begeleiding en de meldingsplicht niet volgens het stappenplan opgenomen in het behandelplan, zij werden wel toegepast vanuit goede zorg voor verzoeker. Daarnaast is het schadevergoedingsverzoek onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat verzoeker stress heeft ervaren, rechtvaardigt niet een schadevergoeding.
Met betrekking tot de klacht over de fixatiemaatregel stelt verweerder dat bij de evaluatie over de derde verlenging van deze maatregel weliswaar geen deskundige aanwezig is geweest die niet bij de zorg van verzoeker betrokken is geweest, maar dat er wel voorafgaand aan de evaluatie overleg is geweest met het Hoofd Behandeling van ASVZ, een GZ-psycholoog, die niet eerder bij de zorg van verzoeker betrokken is geweest. Betrokkene is ook steeds uitgenodigd voor de evaluaties, maar heeft om hem moverende reden niet altijd gehoor gegeven aan de uitnodigingen.
Derhalve is voldaan aan de procedure van het stappenplan, aldus verweerder.
Met betrekking tot de overige klachten stelt verweerder dat verzoeker de taken op het gebied van wonen en zelfzorg uitvoert samen met zijn begeleider. De door verzoeker naar voren gebrachte klachten met betrekking tot wonen en zelfzorg zijn niet te kwalificeren als onvrijwillige zorg. Het is wel eens voorgekomen dat een begeleider in het kader van het motiveren van verzoeker tot zelfzorg is binnengekomen tijdens het douchen. Toen verzoeker aangaf dat niet prettig te vinden, is dat niet meer voorgekomen. Er is ook een periode geweest dat verzoeker meer gemotiveerd moest worden tot zorg voor zijn woonomgeving. Omdat bepaalde spullen van verzoeker in die periode zodanig vervuild waren geraakt dat deze niet meer konden worden gereinigd, zijn deze spullen weggegooid.

4..De beoordeling

Maatregelen niet zonder begeleiding naar buiten en meldingsplicht
4.1.
Onbetwist is komen vast te staan dat de gewijzigde afspraken omtrent de vrijheden en het verlof niet duidelijk met verzoeker zijn gecommuniceerd. Ook staat vast dat verzoeker zich op enig moment heeft verzet tegen zowel de maatregel dat hij niet zonder begeleiding naar buiten mocht als tegen de later ingevoerde meldingsplicht. Uit het Evaluatie behandelplan van 13 januari 2022 blijkt immers dat de begeleiding was aangepast en dat dat veel weerstand opleverde bij verzoeker. Het Evaluatie behandelplan van 14 april 2022 vermeldt voorts dat verzoeker het niet eens was met de maatregel dat hij alleen nog maar onder begeleiding naar buiten mocht gaan. Verzoeker wilde zelfstandig naar buiten kunnen gaan en wilde ook zelfstandig de bioscoop bezoeken, maar moest zich hierbij houden aan de meldingsplicht. Er is derhalve sprake van dwang in de zin van een beperking in de vrijheid om het eigen leven in te richten, in de vorm van een beperking van het recht te gaan en te staan waar verzoeker naar toe wil. Daarmee is sprake van onvrijwillige zorg in de zin van artikel 15 Wzd. Deze onvrijwillige zorg had via het zogeheten stappenplan opgenomen moeten worden in het behandelplan. Verweerder heeft dit echter nagelaten, ondanks dat hij in elk geval vanaf 13 januari 2022 op de hoogte was van het verzet van verzoeker tegen de begeleidingsmaatregel en vanaf 14 april 2022 op de hoogte was van het verzet tegen de meldingsplicht.
Gelet op het voorgaande is de klacht van verzoeker met betrekking tot de begeleidingsmaatregel en de meldingsplicht gegrond. Ook maakt verzoeker aanspraak op een schadevergoeding vanaf het moment dat het voor verweerder duidelijk was dat verzoeker zich verzette tegen de maatregelen tot aan het indienen van het klaagschrift bij de klachtencommissie. Dat zijn in totaal 175 dagen (= periode vanaf 13 januari 2022 tot en met 6 juli 2022). Voor deze periode is de Wzd ten onrechte niet in acht genomen en reeds om die reden maakt verzoeker aanspraak op een schadevergoeding. Het verweer dat een schadevergoeding niet redelijk is omdat de begeleiding en de meldingsplicht werden toegepast vanuit goede zorg voor verzoeker, slaagt derhalve niet.
De rechtbank is met verzoeker van oordeel dat het niet in acht nemen van de eisen die de Wzd stelt ten aanzien van onvrijwillige zorg heeft geleid tot een ernstige inbreuk in het leven van verzoeker. Het verzet en de onduidelijkheid over de vrijheden en verlof hebben tot veel onrust en onzekerheid bij verzoeker geleid, zo leidt de rechtbank af uit het Evaluatie behandelplan van 14 april 2022, waarin is opgenomen dat de frequentie van de fixatie-maatregel als vorm van onvrijwillige zorg duidelijk was toegenomen na de afspraken over het niet zelfstandig naar buiten gaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een schadevergoeding van € 5,- per dag billijk. De schadevergoeding bedraagt derhalve € 875,- (5 x 175 dagen).
Fixatiemaatregelen
4.1.1.
Uit de stukken blijkt dat het stappenplan als bedoeld in de Wzd niet volledig is gevolgd bij de fixatiemaatregel. Bij de derde verlenging van de fixatiemaatregel op 14 april 2022 had bij het multidisciplinair overleg een deskundige aanwezig moeten zijn die niet bij de zorg van verzoeker betrokken is geweest. Niet kan worden volstaan met het voorafgaand aan de daadwerkelijke evaluatie slechts raadplegen van een dergelijke deskundige, zoals betoogd door verweerder. Van dit raadplegen is namelijk geen verslag gemaakt en niet blijkt uit het Evaluatie behandelplan van 14 april 2022 wat het advies van deze deskundige inhield. Ook blijkt hieruit niet dat dit advies is besproken en tot welke uitkomsten dit heeft geleid. Daar komt bij dat tijdens het multidisciplinair overleg de situatie van verzoeker opnieuw diende te worden geanalyseerd waarbij ook bekeken moest worden of er nog alternatieven waren voor onvrijwillige zorg. Het van tevoren slechts raadplegen van een deskundige draagt onvoldoende bij aan de doelstellingen en het goed functioneren van het multidisciplinair overleg.
Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
De stelling van verzoeker dat hij niet steeds is uitgenodigd voor de evaluaties met betrekking tot de fixatiemaatregel, wordt door de rechtbank verworpen. Dit is namelijk onderdeel van de standaardprocedure van ASVZ omtrent het toepassen en evalueren van onvrijwillige zorg. Alle betrokkenen worden uitgenodigd voor deze gesprekken, zo ook verzoeker. Dit gebeurt mondeling en per e-mail. De rechtbank ziet geen redenen om op dit onderdeel te twijfelen aan een juiste uitvoering van de evaluatieprocedure.
Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Overige klachten
4.1.2.
Alle overige klachten (toezicht bij douchen, ongevraagd kamer binnenkomen, gedwongen opruimen van kamer, weggooien van spullen en te weinig eten en drinken) zien niet op klachtonderdelen als bedoeld in artikel 55 lid 1 Wzd. Immers, uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat deze vorm van begeleiding in het behandelplan is opgenomen als onvrijwillige zorg. Ook is niet gebleken dat deze vorm van begeleiding als onvrijwillige zorg had moeten worden beschouwd gelet op hetgeen verweerder daarover naar voren heeft gebracht. Het betreft gedragingen van begeleiders in het kader van de begeleiding die verzoeker krijgt en de taken die hij samen met zijn begeleiders uitvoert op het gebied van wonen en zelfzorg.
De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren ten aanzien van deze klachten.

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de klachten ten aanzien van de begeleidingsmaatregel, de meldingsplicht en de fixatiemaatregel gegrond;
5.2.
wijst ten laste van verweerder een schadevergoeding toe aan verzoeker van € 875,-;
5.3.
verklaart de klacht ten aanzien van het niet uitgenodigd worden voor de evaluaties met betrekking de fixatiemaatregel ongegrond;
5.4.
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van de overige klachten.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier J.D. Verburg op 5 december 2022.