ECLI:NL:RBROT:2022:1111
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen in het kader van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen, maar het UWV had vastgesteld dat hij geen recht had op een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bestudeerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen arbeidsvermogen heeft en niet in staat is om minimaal één uur aaneengesloten en vier uren per dag te werken. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende hebben onderbouwd dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om aangepaste arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige inzichtelijk en consistent waren en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de conclusie van het UWV konden weerleggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om geen Wajong-uitkering toe te kennen, standhield. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.