ECLI:NL:RBROT:2022:11201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/10/647411 / KG ZA 22-931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van concurrentie- en relatiebedingen in een kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vennootschap onder firma DIËTISTENPRAKTIJK ZORGWERELD (hierna: Zorgwereld) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde01], een diëtiste die eerder voor Zorgwereld werkzaam was. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde01] zich heeft gehouden aan de concurrentie- en relatiebedingen die in haar Opdrachtovereenkomst met Zorgwereld zijn opgenomen. Zorgwereld vordert dat [gedaagde01] wordt geboden om deze bedingen na te leven, onder verbeurte van dwangsommen. De procedure is gestart na de opzegging van de Opdrachtovereenkomst door [gedaagde01] op 18 juli 2022, waarna Zorgwereld haar opzegging bevestigde en haar wees op de concurrentiebedingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Zorgwereld niet aannemelijk heeft gemaakt dat het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding rechtsgeldig zijn overeengekomen. Dit is van belang omdat deze bedingen een grotere beperkende werking hebben dan het Concurrentiebeding I. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Zorgwereld niet voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde01] het Concurrentiebeding I overtreedt, aangezien de afstand tussen de hoofdvestiging van Zorgwereld en de praktijk van [gedaagde01] meer dan drie kilometer bedraagt. De vorderingen van Zorgwereld zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/647411 / KG ZA 22-931
Vonnis in kort geding van 7 december 2022
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DIËTISTENPRAKTIJK ZORGWERELD,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. Olsthoorn te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
h.o.d.n.
[naam praktijk01],
wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.A.M. van Steekelenburg te Rotterdam.
Partijen worden hierna Zorgwereld en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 november 2022 met producties 1 tot en met 23 en een USB-stick met geluidsopnamen
  • producties 24 tot en met 26 van Zorgwereld
  • de brief van 18 november 2022 met een toelichting en producties 1 tot en met 27 van [gedaagde01]
  • de brief van 22 november 2022 met de voorwaardelijke eis in reconventie en producties 28 en 29 van [gedaagde01]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 23 november 2022
  • de pleitnota van Zorgwereld
  • de pleitnota van [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Zorgwereld bestaat sinds 1 mei 2020 (datum registratie 18 mei 2020). Zij houdt zich bezig met het behandelen van patiënten door het geven van op maat gemaakt voedings- en dieetadvies. De vennoten van Zorgwereld zijn de heren [naam01] en [naam02] . Zorgwereld heeft diverse vestigingen in [plaats01] . De hoofdvestiging van Zorgwereld is gevestigd aan de [adres01] te [plaats01] .
Tot aan de start van Zorgwereld voerden [naam01] en [naam02] uitsluitend een fysiotherapiepraktijk onder de naam [naam praktijk02] en hadden zij zes fysiotherapeuten in loondienst.
2.2.
[gedaagde01] is diëtiste van beroep en sinds 25 maart 2014 eigenaresse van [naam praktijk01] . [gedaagde01] houdt zich net als Zorgwereld bezig met het behandelen van patiënten door het geven van op maat gemaakt voedings- en dieetadvies. [gedaagde01] beschikt over een AGB-registratie.
2.3.
In juli 2020 heeft Zorgwereld met [gedaagde01] een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd gesloten (hierna: de Opdrachtovereenkomst). Op grond van de Opdrachtovereenkomst is [gedaagde01] vanaf begin juli 2020 als diëtiste werkzaam in de praktijk van Zorgwereld. Voor de door haar als zzp’er verrichte werkzaamheden ontving [gedaagde01] een vergoeding ter grootte van een percentage van de maandelijks door haar gegenereerde omzet. [gedaagde01] is de eerste diëtiste die Zorgwereld heeft aangetrokken. [gedaagde01] heeft in feite de diëtistenpraktijk van Zorgwereld gestart en uitgebreid.
2.4.
In de Opdrachtovereenkomst staat in de artikelen 7 en 8 het volgende vermeld:

Artikel 7 Na Beëindiging
Het is de opdrachtnemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever verboden om gedurende een tijdvak van drie jaren na het eindigen van de overeenkomst;
  • Binnen een straal van drie (3) kilometer rond de werkadressen (vestigingsplaats opdrachtgever);
  • Als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins;
  • Direct of indirect, om niet of tegen betaling;
Werkzaam te zijn bij een onderneming, persoon of organisatie, die dezelfde zaken en/of diensten levert als de onderneming van de werkgever; dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij een dergelijke onderneming, persoon of organisatie.
Mits er geen concurrentie is of in het nadeel van de praktijk wordt gewerkt kan er een uitzondering gemaakt worden. In overleg tussen werknemer en werkgever.
Bij overtreding wordt een bedrag van € 500,- per dag verhaald op de opdrachtnemer”,
hierna ook: het Concurrentiebeding I.

Artikel 8
De opdrachtnemer verklaart op de hoogte te zijn en in te stemmen met de opdrachtgever geldende arbeids- en bedrijfsregels die zijn vastgesteld in de Algemene Voorwaarden. Dit document is overhandigd aan de opdrachtnemer. De opdrachtgever behoudt zich het recht om de Algemene Voorwaarden tussentijds aan te passen.”
2.5.
Zorgwereld doet een beroep op de toepasselijkheid van haar ‘Algemene voorwaarden overeenkomst van opdracht’, versie 2019 (hierna: de AV).
2.5.1.
Op het voorblad van de AV staat vermeld:
“Dit document krijgt u mee met uw overeenkomst van opdracht. Gelieve dit document goed te bewaren. Indien dit document tussentijds wordt aangepast, zal dit voorgelegd worden aan opdrachtnemer.”
2.5.2.
In hoofdstuk 2 (‘Einde overeenkomst van opdracht’) van de AV staat in artikelen 2.2 en 2.4 het volgende vermeld:
“2.2 Concurrentiebeding
Het is opdrachtnemer verboden binnen een tijdvak van 36 maanden na beëindiging van de overeenkomst zakelijk contact te hebben met relaties van opdrachtgever of aan haar gelieerde ondernemingen.
Het is opdrachtnemer verboden binnen een tijdvak van 36 maanden na beëindiging van de overeenkomst binnen een straal van drie kilometer uitgaande van vestigingsplaats/werkadressen in enigerlei vorm, direct of indirect, werkzaam, behulpzaam of betrokken te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van opdrachtgever, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij opdrachtnemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van opdrachtgever heeft gekregen, aan welke toestemming opdrachtgever voorwaarden kan verbinden. Mits er geen concurrentie is of in het nadeel van de praktijk wordt gewerkt kan er een uitzondering gemaakt worden. In overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, schriftelijk geaccordeerd.
Bij overtreding van deze ver- en geboden verbeurt opdrachtnemer aan en ten behoeve van opdrachtgever een dadelijk en ineens, zonder sommatie of ingebrekestelling, opvorderbare boete van €20.000 per overtreding, vermeerderd met een bedrag van €500 voor elke dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van opdrachtgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen. Hierbij hoeft de opdrachtgever de opdrachtnemer niet voor aan te zeggen en gaat van rechtswege in”,
hierna ook: het Concurrentiebeding II.
“2.4 Relatiebeding
Het is opdrachtnemer niet toegestaan om patiënten van opdrachtgever actief te benaderen na het einde van ovo. Bij het overtreden van het relatiebeding, wordt er een boete in rekening gebracht van €500 voor elke dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van opdrachtgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen. Hierbij hoeft de opdrachtgever de opdrachtnemer niet voor aan te zeggen en gaat van rechtswege in”,
hierna ook: het Relatiebeding.
2.6.
Op 18 juli 2022 heeft [gedaagde01] de Opdrachtovereenkomst met Zorgwereld schriftelijk opgezegd. Zorgwereld heeft die opzegging bij brief gedateerd 5 augustus 2022 aan [gedaagde01] bevestigd, waarbij zij [gedaagde01] (o.a.) wijst op het Concurrentiebeding I in de Opdrachtovereenkomst. [gedaagde01] is op 29 juli 2022 van de systemen van Zorgwereld afgesloten. De Opdrachtovereenkomst is (feitelijk) in ieder geval geëindigd op 31 augustus 2022.
2.7.
Na voormelde brief gedateerd 5 augustus 2022 van Zorgwereld is tussen partijen en/of hun raadslieden gecorrespondeerd. Samengevat kwam in de correspondentie aan de orde (de toepasselijkheid van) het Concurrentiebeding I en de uitleg van dat beding. In een brief van 13 september 2022 van de advocaat van Zorgwereld aan [gedaagde01] werd namens Zorgwereld voor het eerst een uitdrukkelijk beroep gedaan op het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding.
2.8.
[gedaagde01] is met ingang van 1 september 2022 een diëtistenpraktijk gaan voeren aan de [adres02] te [postcode01] [plaats01] (-West). Zij heeft Zorgwereld in augustus 2022 van dat voornemen op de hoogte gesteld.
2.9.
Zorgwereld heeft [gedaagde01] herhaaldelijk verzocht en gesommeerd om haar diëtistenpraktijk aan de [adres02] te [plaats01] te staken en gestaakt te houden vanwege de beweerdelijke schending van de Concurrentiebedingen I en II en het Relatiebeding. Hieraan heeft [gedaagde01] geen gevolg gegeven.

3..Het geschil in conventie

3.1.
Zorgwereld vordert (zakelijk weergegeven) om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde01] te gebieden om het Relatiebeding strikt na te leven onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke overtreding en € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, althans een door UEA in goede justitie te bepalen dwangsom;
[gedaagde01] te gebieden om het Concurrentiebeding I strikt na te leven onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke overtreding en € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, althans een door UEA in goede justitie te bepalen dwangsom;
[gedaagde01] te gebieden om het Concurrentiebeding II strikt na te leven onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke overtreding en € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, althans een door UEA in goede justitie te bepalen dwangsom;
althans zodanige voorzieningen te treffen als UEA in goede justitie zal vermenen te behoren;
met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat van Zorgwereld daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde01] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Zorgwereld, met veroordeling van Zorgwereld in de volledige proceskosten van [gedaagde01] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
[gedaagde01] vordert, indien en voor zover de vordering in conventie onder 3.1 sub 2 wordt toegewezen, om bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Zorgwereld te veroordelen de werking van het Concurrentiebeding I te beperken in tijdsduur tot een tijdvak van zes maanden, althans tot een door U in goede justitie te bepalen redelijke periode, ingaande vanaf het moment dat de Opdrachtovereenkomst tussen partijen is geëin-digd, te weten per 18 augustus 2022, althans per 1 september 2022, met matiging van de contractuele boete tot een bedrag van € 250,00 per dag, althans een door U in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Zorgwereld in de volledige proceskosten van [gedaagde01] .
4.2.
Zorgwereld voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Zorgwereld grondt haar vorderingen in dit kort geding - samengevat - op nakoming van twee concurrentiebedingen en een relatiebeding. Het spoedeisend belang van Zorgwereld bij haar vorderingen vloeit voort uit de gestelde schending van die bedingen door [gedaagde01] . [gedaagde01] betwist dat zij het Concurrentiebeding I overtreedt en dat het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding rechtsgeldig is overeengekomen.
5.2.
Bij de beoordeling of een voorlopige voorziening moet worden getroffen geldt als uitgangspunt dat de voorzieningenrechter zich richt naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder de mogelijkheid van nader onderzoek of bewijs, beoordeeld moet worden of het in zodanig hoge mate is te verwachten dat een vordering ook in de bodemprocedure zal worden toegewezen dat het verantwoord is daar bij wijze van voorziening bij voorraad op vooruit te lopen. De door Zorgwereld ingestelde vorderingen tot nakoming kunnen in kort geding slechts worden toegewezen indien het voorshands met de vereiste hoge mate aannemelijk is dat een rechter deze vorderingen in een bodemprocedure zal toewijzen.
5.3.
De kern van het debat tussen partijen betreft:
de toepasselijkheid van de AV van Zorgwereld, met daarin opgenomen het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding, op de rechtsverhouding met [gedaagde01] ;
de uitleg van het in de rechtsverhouding tussen partijen geldende Concurrentiebeding I;
de gestelde schending van één of meer van deze bedingen door [gedaagde01] .
Het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding
5.4.
Zorgwereld heeft gesteld en [gedaagde01] heeft gemotiveerd betwist dat naast het Concurrentiebeding I ook het in de AV opgenomen Concurrentiebeding II en het Relatiebeding toepassing vinden in de rechtsverhouding met [gedaagde01] . Zorgwereld meent dat [gedaagde01] door de Opdrachtovereenkomst te ondertekenen de AV heeft aanvaard, inclusief het daarin (onder 2.2 en 2.4) opgenomen Concurrentiebeding II en het Relatiebeding. Zorgwereld wijst in dat verband op artikel 8 van de Opdrachtovereenkomst, waarin de AV staan genoemd. De AV van Zorgwereld staan bovendien kenbaar voor [gedaagde01] op de website en het briefpapier van Zorgwereld, zodat [gedaagde01] geacht kan worden ook zo op de hoogte te zijn van de inhoud van de AV en deze te hebben geaccepteerd, aldus Zorgwereld.
5.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.5.1.
Het in de Opdrachtovereenkomst opgenomen Concurrentiebeding I en het in de AV opgenomen Concurrentiebeding II en het Relatiebeding zijn bezwarende bedingen die inbreuk maken op het grondrecht van vrije arbeidskeuze (artikel 19 lid 3 Grondwet). Deze inbreuk is voor een zzp’er als [gedaagde01] , anders dan voor een werknemer, niet wettelijk gereguleerd. Voor de werknemer voorziet de schriftelijkheidseis van artikel 7:653 lid 1 BW in een bijzondere waarborg, dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen. Voor de zzp’er geldt artikel 7:653 lid 1 BW en de daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad niet. Dit alles is ook niet in geschil tussen partijen.
Dat neemt niet weg dat [gedaagde01] , die persoonlijk gehouden was de met haar overeengekomen werkzaamheden te verrichten, een zodanig vergelijkbare positie heeft bij de totstandkoming van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) als de werknemer - met dezelfde inhoudelijke kwalificaties - bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst, dat instemming van de zzp’er met een concurrentiebeding niet te snel mag worden aangenomen. Dit uitgangspunt speelt mede een rol in het kader van de vraag of het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding rechtsgeldig zijn overeengekomen en in het kader van de uitleg van het Concurrentiebeding I, zoals hierna (onder 5.6) aan de orde.
5.5.2.
In tegenstelling tot wat Zorgwereld stelt is niet aannemelijk dat [gedaagde01] in het kader van de ondertekening van de Opdrachtovereenkomst de AV van Zorgwereld heeft ontvangen en aanvaard. Hoewel in artikel 8 van de Opdrachtovereenkomst wordt verwezen naar de arbeids- en bedrijfsregels die zijn vastgesteld in de AV en de ondertekening van de Opdrachtovereenkomst door [gedaagde01] de ontvangst en aanvaarding van de AV impliceert, staat tegelijkertijd tussen partijen vast dat bij het aangaan van de Opdrachtovereenkomst niet over het Concurrentiebeding I is gesproken noch onderhandeld. Laat staan over de in de AV opgenomen beperkende bedingen. [gedaagde01] heeft daarop geen toelichting van Zorgwereld gekregen. Dat had gelet op de aard van die bedingen voor de hand en op de weg van Zorgwereld gelegen. Zelfs is niet aannemelijk dat Zorgwereld [gedaagde01] op enig moment vóór 13 september 2022 - het moment waarop haar raadsman voor het eerst een beroep doet op het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding (productie 13 Zorgwereld, productie 20 van [gedaagde01] ) - specifiek heeft gewezen op het bestaan van de AV en, meer in het bijzonder, op de opname daarin van een tweede concurrentiebeding en het Relatiebeding.
5.5.3.
Omdat het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding ten opzichte van het Concurrentiebeding I een grotere beperkende werking voor [gedaagde01] meebrengen (bijvoorbeeld de boete van € 20.000,00 ineens in het Concurrentiebeding II die in het Concurrentiebeding I ontbreekt), is niet aannemelijk dat [gedaagde01] die bedingen zonder meer stilzwijgend zou hebben geaccepteerd. Gelet op de aard van de relatie tussen partijen had van Zorgwereld verwacht mogen worden dat zij [gedaagde01] eerder en nadrukkelijk had gewezen op de opname van het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding in de AV en dat zij [gedaagde01] had meegedeeld dat Zorgwereld in het vervolg slechts zaken wilde doen onder toepasselijkheid van deze voorwaarden.
5.5.4.
De voorzieningenrechter kan dus niet met de vereiste hoge mate van aannemelijkheid vaststellen dat het Concurrentiebeding II en het Relatiebeding rechtsgeldig zijn overeengekomen. Zorgwereld kan in dit geval dan ook geen beroep doen op die bedingen. De vorderingen onder 3.1 sub I en III worden afgewezen.
5.5.. Het debat over de vragen wanneer [gedaagde01] de Opdrachtovereenkomst precies heeft getekend en wanneer [gedaagde01] feitelijk is gestart met haar werkzaamheden voor Zorgwereld is in bovenstaand verband verder niet relevant.
Het Concurrentiebeding I en de gestelde schending daarvan
5.6.
Partijen twisten over de uitleg van de Opdrachtovereenkomst en met name over de tekst van het Concurrentiebeding I (artikel 7). Het gaat hier om de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan. Het komt daarbij ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.7.
Niet in geschil is dat partijen tijdens de totstandkoming van de Opdrachtovereenkomst niet hebben gesproken over het in artikel 7 van die overeenkomst opgenomen Concurrentiebeding I. Partijen hebben thans over de uitleg van het Concurrentiebeding I, en meer in het bijzonder over de uitleg van de daarin opgenomen woorden ‘werkadressen (vestigingsplaats opdrachtgever)’, in dit kort geding tegengestelde standpunten ingenomen.
5.7.1.
Zo heeft Zorgwereld verklaard dat voor het bepalen van de in het Concurrentiebeding I genoemde afstand van drie kilometer moet worden uitgegaan van ‘werkadressen’ en dat de toevoeging ‘(vestigingsplaats opdrachtgever’) geen specifieke betekenis heeft. Omdat [gedaagde01] in elk geval 20% van haar tijd heeft gewerkt op het werkadres aan de [adres03] te [plaats01] , welk adres ook is geregistreerd als nevenvestiging, handelt zij in strijd met het Concurrentiebeding I door binnen een straal van drie kilometer gerekend vanaf de locatie van die nevenvestiging haar praktijk te vestigen, aldus Zorgwereld.
5.7.2.
[gedaagde01] heeft dit alles betwist. Allereerst stelt zij, onderbouwd met stukken, dat zij niet structureel heeft gewerkt aan de [adres03] te [plaats01] . Het gaat hier om een pand van een neef van één van de vennoten van Zorgwereld, waarin een fysiotherapiepraktijk is gevestigd. Sporadisch hield zij consult in een kamer van dat pand. Het adres [adres03] te [plaats01] is volgens [gedaagde01] ter gelegenheid van het geschil tussen partijen pas recent, op 23 augustus 2022, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2020 als nevenvestiging van Zorgwereld in de kamer van koophandel ingeschreven. Volgens [gedaagde01] heeft verwijzing naar de vestigingsplaats van Zorgwereld juist betekenis, omdat als van werkadressen moet worden uitgegaan het Concurrentiebeding I een ongebruikelijke en onwerkbare reikwijdte zou kennen. [gedaagde01] legt haar consulten immers ook wel eens af bij de patiënten thuis of in buurt- en/of verpleeghuizen.
5.7.3.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagde01] in haar betoog. Niet in geschil is dat de hoofdvestiging van Zorgwereld is gelegen aan de Jonker Fransstraat 26-28 te [plaats01] (Noord) en dat in elk geval sprake is van nog twee andere geregistreerde vestigingen aan de [adres04] te [postcode02] [plaats01] en het [adres05] te [postcode03] [plaats01] (Zuid). Dat op het adres aan de [adres03] te [plaats01] (West) een actieve nevenvestiging van Zorgwereld is gevestigd is niet aannemelijk. Enkel uit de als producties 1, 5 en 9 van Zorgwereld en het als productie 9 van [gedaagde01] overgelegde uittreksel van de kamer van koophandel van Zorgwereld staat het adres aan de [adres03] te [plaats01] vermeld als nevenvestiging, maar gelet op de datum van registratie lijkt het gebruik van dit adres in het licht van het beroep van Zorgwereld op het Concurrentiebeding I te zijn geschied. Zorgwereld heeft de met stukken onderbouwde toelichting van [gedaagde01] op de in het pand aan de [adres03] te [plaats01] verrichte activiteiten onvoldoende bestreden. Aannemelijk is dat in het pand een fysiotherapiepraktijk door een ander dan Zorgwereld wordt geëxploiteerd en dat er geen sprake was van een structurele uitoefening daarin door [gedaagde01] van de diëtistenpraktijk van Zorgwereld gedurende een substantieel deel van de week. Zorgwereld heeft de door haar gestelde huurovereenkomst van een behandelkamer in het pand aan de [adres03] te [plaats01] ook niet overgelegd.
5.7.4.
In het licht van de tekst van de Opdrachtovereenkomst als geheel en artikel 7 in het bijzonder lijkt ook niet voor de hand te liggen dat de toevoeging ‘(vestigingsplaats opdrachtgever’) geen betekenis heeft. Als het Concurrentiebeding zou gelden voor alle werkadressen zou immers van een onwerkbare reikwijdte van het Concurrentiebeding I sprake zijn. Eerder lijkt sprake te zijn van een verduidelijking van de term ‘werkadressen’. Deze onduidelijkheid dient in elk geval voor rekening en risico te komen van Zorgwereld als opdrachtgever en tevens opsteller van die overeenkomst.
5.7.5.
De afstand tussen de hoofdvestiging van Zorgwereld en de praktijk van [gedaagde01] aan de [adres02] bedraagt meer dan drie kilometer. Ook de afstand tussen de vestigingen aan de [adres04] en het [adres05] en de praktijk van [gedaagde01] bedraagt meer dan drie kilometer. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter handelt [gedaagde01] door de uitoefening van haar diëtistenpraktijk aan de [adres02] te [plaats01] niet in strijd met het Concurrentiebeding I. Dit leidt tot de slotsom dat ook de vordering 3.1 sub II moet worden afgewezen. Aan een belangenafweging tussen partijen komt de voorzieningenrechter niet toe.
5.8.
Zorgwereld wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om Zorgwereld in de werkelijke proceskosten van [gedaagde01] te veroordelen. Dat sprake is van evident misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen aan de zijde van Zorgwereld is niet gebleken. De kosten aan de zijde van [gedaagde01] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.330,00

6..De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
Omdat de vordering in conventie onder 3.1 sub 2 wordt afgewezen, is de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld niet in vervulling getreden en behoeft de reconventie geen verdere bespreking.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Zorgwereld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot op heden begroot op € 1.330,00,
7.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
7.4.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.1734/1573