ECLI:NL:RBROT:2022:11203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/10/648036 / KG ZA 22-967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot uitschrijving adres echtelijke huurwoning in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.B. van den Ouden. Eiseres vorderde dat gedaagde zich zou uitschrijven van het adres van de echtelijke huurwoning, waar zij gezamenlijk huurder van zijn. Gedaagde was niet verschenen in de procedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed en heeft verstek verleend tegen gedaagde.

Eiseres heeft aangegeven dat gedaagde op 18 augustus 2022 de woning heeft verlaten en dat zij daar nu verblijft met hun minderjarige dochter en een zoon uit een eerdere relatie. Eiseres heeft op 14 november 2022 de echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt, maar er is nog geen beslissing genomen over de huurrechten van de echtelijke woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen zich uit te schrijven van het adres te vroeg was ingesteld, aangezien er nog geen voorlopige voorziening was getroffen in de echtscheidingsprocedure.

Daarnaast vorderde eiseres toestemming tot reële executie, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen juridische verplichting voor gedaagde was om een rechtshandeling te verrichten, zoals vereist onder artikel 3:300 lid 1 BW. De wens van eiseres om belastingtoeslagen aan te vragen, was niet voldoende om gedaagde te verplichten tot uitschrijving. Ook was de bewindvoerder van gedaagde niet betrokken bij deze procedure, wat de situatie verder compliceerde. Uiteindelijk werd de vordering van eiseres afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648036 / KG ZA 22-967
Vonnis in kort geding van 15 december 2022
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01],
eiseres,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
tegen
[gedaagde01],
volgens de BRP wonende te [woonplaats02],
gedaagde,
niet verschenen.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2022 met producties 1 en 2
  • een exploot van dagvaarding op verkorte termijn van 30 november 2022 ter voldoening aan artikel 57 Rv
  • een openbaar exploot gepubliceerd in de Staatscourant van 5 december 2022
  • de mondelinge behandeling gehouden op 7 december 2022.
1.2.
De advocaat van eiseres heeft desgevraagd ter zitting een kopie van de beschikking van 4 februari 2022 tot instelling van een bewind over de goederen van eiseres overhandigd.
De voorzieningenrechter heeft na het sluiten van de zitting ambtshalve het bewindregister geraadpleegd. Uit dat register blijkt dat vanaf 5 februari 2022 een bewind is ingesteld over de (toekomstige) goederen van zowel eiseres als gedaagde wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. De einddatum voor de onderbewindstellingen is 5 februari 2027. [naam01] , maat van Zekerezaak, staat in beide gevallen als bewindvoerder geregistreerd.
1.3.
Vonnis is bepaald.

2..De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
Eiseres vordert om gedaagde te veroordelen om zich uit te schrijven van het adres van de echtelijke huurwoning aan de [adres01] te [postcode01] [plaats01] op straffe van een dwangsom. Partijen zijn gezamenlijk huurder van deze woning. Gedaagde is op 18 augustus 2022 uit de woning vertrokken en eiseres verblijft daar nu samen met de minderjarige dochter van partijen en een zoon uit een eerdere relatie. Onbekend is waar gedaagde op dit moment verblijft. Vast staat dat eiseres op 14 november 2022 de echtscheidingsprocedure aanhangig heeft gemaakt. Eiseres heeft, naast de echtscheiding onder meer verzocht de huurrechten van de echtelijke woning aan haar toe te kennen. In de echtscheidingsprocedure is nog niet beslist. Er is geen verzoek gedaan om een voorlopige voorziening op grond van artikel 822 Rv te treffen ter zake van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Dat betekent dat niet is beoordeeld aan wie van partijen het voortgezet woongenot wordt toegekend. Bij die stand van zaken is de door eiseres in dit kort geding gevorderde maatregel om gedaagde te veroordelen zich uit de BRP uit te schrijven van het adres van de echtelijke woning te vroeg ingesteld.
Verder vordert eiseres - naast de gevraagde dwangsom - toestemming tot reële executie. Ook na de ter zitting door eiseres gegeven aanvullende toelichting valt niet in te zien dat op dit moment sprake is van juridische gehoudenheid van gedaagde tot het verrichten van een rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW. De aan dit deel van de vordering ten grondslag gelegde wens van eiseres om, vooruitlopend op de echtscheidingsprocedure, belastingtoeslagen aan te vragen, waartoe kennelijk alleen de mogelijkheid bestaat als zij alleen geregistreerd staat op het adres van de echtelijke woning, doet voor gedaagde niet zonder meer een dergelijke verplichting ontstaan.
Bovendien is de bewindvoerder van gedaagde niet in dit kort geding betrokken wat wel voor de hand had gelegen nu de vordering mede het woongenot en de daaraan verbonden (financiële) verplichtingen van gedaagde betreft. De stelling van eiseres dat gedaagde niet langer onder bewind staat heeft zij niet met stukken onderbouwd en wordt, na het ambtshalve raadplegen van het bewindregister, ook niet bevestigd.
Dit alles leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen.
2.3.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
wijst de vordering af,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022. 1734/1573