ECLI:NL:RBROT:2022:11215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/10/638691 / HA ZA 22-434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over declaratie van advocaat en de toepassing van een honorariumplafond

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen DLA Piper Nederland N.V. en Trading Company P. van Adrighem B.V. over de betaling van declaraties door de opdrachtgever. DLA Piper vorderde betaling van een bedrag van € 77.198,=, inclusief btw, voor juridische diensten die zij had verleend. De opdrachtgever, Van Adrighem, betwistte de vordering en stelde dat er een maximum bedrag van € 70.000,= was afgesproken voor de juridische werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat DLA Piper zich niet kon beroepen op 'meerwerk' omdat zij niet aan haar waarschuwingsplicht had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de opdrachtgever niet voldoende op de hoogte was gesteld van de extra kosten die DLA Piper in rekening wilde brengen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van DLA Piper gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 25.000,=, te vermeerderen met kosten en rente. De rechtbank oordeelde dat de opdrachtgever weliswaar had ingestemd met een hogere declaratie van € 95.000,=, maar dat dit niet betekende dat het plafond van € 70.000,= niet meer gold voor de overige werkzaamheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/638691 / HA ZA 22-434
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DLA PIPER NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.C. van Moergastel te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADING COMPANY P. VAN ADRIGHEM B.V.,
gevestigd te Vierpolders,
gedaagde,
advocaat [naam03] te Amstelveen.
Partijen zullen hierna DLA Piper en Van Adrighem genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van DLA Piper van 16 mei 2022, met producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord van Van Adrighem, met producties 1 tot en met 7;
  • de brief van DLA Piper van 11 november 2022 met producties 14 tot en met 26;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 november 2022 (met daarin opgenomen getuigenverklaringen).
1.2.
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen vonnis gevraagd.

2..Korte samenvatting van waar deze zaak over gaat

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of advocatenkantoor DLA Piper aanspraak kan maken op volledige betaling door haar opdrachtgeefster van haar declaraties (in totaal: € 130.000,= (excl. kantoorkosten en btw) of dat een zij een met haar opdrachtgeefster overeengekomen limietbedrag (van in dit geval: € 70.000,= excl. btw) tegen zich moet laten gelden.
In het eerste geval moet de opdrachtgeefster nog rond de € 60.000,= exclusief kosten, btw en rente bijbetalen. In het tweede geval ligt de vordering van DLA Piper voor afwijzing gereed, omdat het plafondbedrag van € 70.000,= - uiteindelijk – door de opdrachtgeefster is betaald.
De rechtbank wijst de vordering van DLA Piper gedeeltelijk toe, namelijk tot een bedrag van € 25.000,= te vermeerderen met kosten en rente. Er zijn, anders dan DLA Piper heeft aangevoerd, onvoldoende redenen om aan te nemen dat het voor de opdrachtgeefster voldoende duidelijk was dat er werkzaamheden werden verricht waarvoor het honorariumplafond niet zou gelden of dat nader is afgesproken dat plafond los te laten, maar anderzijds staat vast dat de opdrachtgeefster heeft ingestemd met een declaratie van € 95.000,=, dus € 25.000,= hoger dan het oorspronkelijk afgesproken plafond.

3..De feiten

3.1.
DLA Piper is de Nederlandse vestiging van het internationale advocatenkantoor DLA Piper.
3.2.
Van Adrighem drijft een onderneming die zich vanuit haar vestigingsplaats in Nederland bezig houdt met de verhuur van mobiele en rupskranen in diverse landen.
3.3.
Omdat Van Adrighem (nieuwe) financiering wenste aan te trekken heeft zij Catalyst Advisors BV (hierna: Catalyst) verzocht haar daarbij te assisteren. Catalyst heeft DLA Piper benaderd voor de juridische advisering met betrekking tot deze financiering.
3.4.
In juni 2020 heeft DLA Piper op verzoek van Catalyst een inschatting gegeven van de in verband met de te geven juridische bijstand verwachte omvang van de werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten. Die inschatting is door haar partner [naam01] (hierna: [naam01] ) neergelegd in een “Request for Proposal” (hierna ook: de RFP). In de RFP is onder andere een schema opgenomen waarin een nadere omschrijving wordt gegeven van de drie fasen waaruit de juridische werkzaamheden zouden bestaan, met vermelding van de te verwachten kosten daarvan. Voor de fasen 1 en 2 worden in een bijlage € 20.000,= tot € 30.000,= aan kosten genoemd en een additionele post van € 10.000,=. Voor fase 3 wordt € 60.000,= vermeld. In totaal dus € 80.000 tot 100.000,=.
3.5.
In de RFP stelt [naam01] echter voor de door DLA Piper in rekening te brengen kosten te zullen maximeren, welk voorstel hij als volgt verwoordt:
(…) As an investment proposal we are happy to propose an initial “capped number” of EUR 70k for scope and phases described below - with a clear understanding that that is on the basis of the parameters and understanding specified below. As long as we compare apples with apples, this is ok.
3.6.
In augustus 2020 heeft DLA Piper een “Engagement Letter” opgesteld, die door Van Adrighem is ondertekend, waarmee tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. In de Engagement Letter worden de algemene voorwaarden van DLA Piper (“the Terms”) op de overeenkomst van opdracht van toepassing verklaard. Ook is bepaald dat de RFP deel uitmaakt van de overeenkomst.
3.7.
In artikel 3.2 van de algemene voorwaarden van DLA Piper is bepaald, voor zover van belang:
3.2
Elke kostenschatting wordt gegeven ter indicatie en het uiteindelijke honorarium en andere vergoedingen kunnen afwijken van deze schatting. Als een vast honorarium is overeengekomen en de omvang van het werk verandert, zullen aanvullende werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van onze standaard uurtarieven. (…)
3.8.
Na het sluiten van de Engagement Letter heeft DLA Piper - in het kader van het zoeken en vinden van nieuwe financiering voor Van Adrighem - juridische werkzaamheden verricht in de periode tot en met juni 2021. Daarbij had DLA Piper in hoofdzaak contact met Catalyst als adviseur van Van Adrighem.
3.9.
Catalyst heeft namens Van Adrighem onderhandelingen gevoerd met twee potentiële (buitenlandse) financiers, genaamd Proventus en Patrimonium. In april 2021 besloot Van Adrighem niet verder te gaan met Proventus. Eind juni 2021 is Van Adrighem definitief met Patrimonium als financier in zee gegaan.
3.10.
In de loop van de periode tot en met juni 2021 heeft DLA Piper op diverse momenten gesproken over haar (oplopende) kosten.
3.11.
De eerste in dat verband van belang zijnde e-mail dateert van 3 maart 2021.
Daarin schrijft [naam01] aan [naam02] van Catalyst (hierna: [naam02] ) dat de kosten van DLA Piper tot dan € 20.000,= bedroegen:

Just a quick heads up - we are now at 20k in terms of time on the clock. The WIP (afkorting voor: “Work in Progress”, toev. rb
) is also fairly old, given that we started playing on this before last summer. Could we agree that once we have a structure/ TS settled that I can put in an interim invoice, and that we then revisit the budget to reflect the structure and timelines, so we can get back to apples with apples?
3.12.
Op 18 maart 2021 schreef [naam01] aan [naam02] dat de kosten van DLA Piper inmiddels het bedrag van € 35.000,= hadden bereikt en vroeg hij toestemming voor het versturen van een ‘
interim invoice’ aan Van Adrighem, zoals eerder besproken.
3.13.
Nadat door Catalyst en de advocaat van Van Adrighem ( [naam03] ) was bevestigd dat Van Adrighem akkoord was met een interim factuur, zond DLA Piper deze op 19 maart 2021. DLA Piper brengt hierin voor “Financing Phase 1 (Interim)” € 35.000,= exclusief kantoorkosten en btw in rekening (€ 44.044,= in totaal) voor, blijkens bijgevoegde specificatie, werkzaamheden verricht in de periode 13 augustus 2020 tot en met 17 maart 2021.
3.14.
Op 29 maart 2021 deelde [naam02] [naam01] mee dat Proventus “
final credit approval on Van Adrighem” had gegeven en dat hij contact zou opnemen. Diezelfde dag antwoordde [naam01] [naam02] :
“Thanks (…). That's great news for [Van Adrighem]. Yes, lets make a plan - we have started with the FA and it is turning out to be a very tailor made product with plenty of specific details - so lets discuss a feasible and reasonable time table tomorrow.”
3.15.
Op 31 maart 2021 zond Catalyst aan DLA Piper een lijst met kranen die eigendom waren van Van Adrighem, die moesten worden ingebracht in een nieuwe vennootschap en verzocht zij om een “
summary of timeline and workstreams” om met Proventus te bespreken.
3.16.
DLA Piper reageerde hierop diezelfde dag met een e-mail naar de eigen notaris (notaris Wiggers) waarbij werd opgemerkt dat de kranen van Van Adrighem over de hele wereld verspreid waren en dat dus deze volgens het recht van diverse buitenlandse rechtstelsels moesten worden overgedragen, en de vraag werd gesteld of er wellicht een “
any smart way” was “
to structure around this (for example by a demerger or the like).
3.17.
Catalyst reageerde hierop, bij monde van [naam02] , per e-mail van 7 april 2021 aan DLA Piper met de mededeling dat een “demerger” te veel tijd zou kunnen kosten, gelet op de (door Van Adrighem gewenste naleving van de) “
envisaged time line with signing before end of April and funding before mid-May”.
3.18.
Op 9 april 2021 heeft op verzoek van Van Adrighem het accountants- en advieskantoor Mazars fiscaal advies uitgebracht over de fiscale consequenties van het overdragen van de kranen van Van Adrighem aan een nieuwe vennootschap en de mogelijkheden om dit anders te structureren.
3.19.
Op 13 april 2021 stuurde DLA Piper aan Proventus een eerste concept “SFA” (Secured Finance Arrangement).
3.20.
Vanaf 14 april 2021 is tussen de verschillende betrokkenen een discussie gevoerd over de mogelijkheden om tot financiering door Proventus over te gaan in afwachting van de realisatie van een splitsing van vennootschappen binnen de Van Adrighem groep. Proventus bleek alleen bereid daartoe over te gaan als zekerheden werden gesteld in een aantal landen op kranen van Van Adrighem. DLA Piper voorzag dat dit veel extra kosten met zich mee zou brengen.
3.21.
Op 20 april 2021 liet Catalyst aan DLA Piper weten dat Van Adrighem niet tot overeenstemming had kunnen komen met Proventus en dat met Patrimonium zou worden verder onderhandeld.
3.22.
Op 21 april 2021 zijn de onderhandelingen met Patrimonium opgepakt. In dat verband kon worden teruggegrepen op een op 12 maart 2021 door Patrimonium opgestelde Term Sheet, die door Catalyst aan DLA Piper ter beoordeling werd toegestuurd. In een email van 21 april 2021 liet [naam01] van DLA Piper weten, kort gezegd, dat daar weinig aan gewijzigd hoefde te worden en dat een ‘commitment letter’ zou worden opgesteld. Deze commitment letter werd ten slotte op respectievelijk 4 en 5 mei 2021 door Patrimonium en Van Adrighem ondertekend.
3.23.
In een e-mail van 12 mei 2021 berichtte [naam01] Catalyst over de door DLA Piper tot dan verrichte werkzaamheden:

Open time on the clock for the post commitment pack PCP process and the current PAM process is now at just over 45k - and we will now hit the accelerated hopefully so there will be a process spike towards closing.
3.24.
In een e-mail van 2 juni 2021 deelde [naam01] [naam02] van Catalyst mee dat na de laatste ‘update’ (van 12 mei 2021) de gemaakte kosten met € 40.000,= waren gestegen tot inmiddels rond € 85.000,=, terwijl de werkzaamheden nog niet klaar waren:

so the total open time is now hovering around 85k. The process aint over until the fat lady sings - few more CPs to be ticked off and delivered before funding actually takes place - we will keep you updated!
3.25.
Op 21 juni 2021 schreef [naam01] aan [naam02] :

Quick one - latest update on our incurrence - we are now at approx. EUR100k since the last update (below) - with the large chunk of time having been invested on the release process and other related cp deliverables (as you know). This includes notarial time.
It would be good if we could invoice shortly post closing - once we have prepared and finalised our manual.
3.26.
Op 24 juni 2021 schreef [naam01] ten slotte aan [naam02] , voor zover van belang:

Deal is done and dusted, only outstanding - the manual - we will prepare that over the next few weeks (patience please).
Time will likely stop at 105k - as a gesture I would be propose 95k if we can agree on this this month so I an put it into our system now.
Please let me know.
3.27.
Waarop [naam02] diezelfde dag, 24 juni 2021, aan [naam01] terugschreef:

This is ok with [naam03] . Van Adrighem has been very happy with services provided. Could you please add detail on the hours spend when invoicing?
3.28.
Op 30 juni 2021 heeft DLA Piper Van Adrighem een factuur gestuurd ten bedrage van € 95.000,00 exclusief kantoorkosten en btw (uitkomend op € 119.548,00 in totaal).
3.29.
Ondanks diverse aanmaningen van DLA Piper heeft Van Adrighem deze factuur niet (volledig) betaald.
3.30.
Op 10 september 2021 voldeed Van Adrighem de factuur van DLA Piper van 19 maart 2021 van € 35.000,00 exclusief kosten en btw, € 44.044,= inclusief kosten en btw.
3.31.
Op 2 december 2021 betaalde Van Adrighem aanvullend € 42.350,= (zijnde € 35.000,00 vermeerderd met 21% btw) op de rekening van 30 juni 2021, zodat daarop een bedrag van (€ 119.548,00 minus € 42.350,= is) € 77.198,00 onbetaald is gebleven.

4..De vordering en het verweer

4.1.
DLA Piper vordert - samengevat en na eisvermindering ter zitting - dat Van Adrighem zal worden veroordeeld tot betaling van € 77.198,= (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 15 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, € 1.546,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Van Adrighem in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, met de wettelijke rente over die (na)kosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan.
4.2.
Van Adrighem concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van DLA Piper in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
DLA Piper voert diverse stellingen aan ter onderbouwing van het standpunt dat Van Adrighem niet alleen de interim factuur van 19 maart 2021 van € 35.000,= (exclusief kosten en btw) maar ook de factuur van 30 juni 2021 van € 95.000,= (idem) had moeten betalen, en niet slechts het plafondbedrag van € 70.000,= zoals vermeld in de offerte van DLA Piper van juni 2020 (de RFP) (zie citaat in overweging 3.5 hiervoor).
Artikel 3.2 Algemene voorwaarden
5.2.
In de eerste plaats beroept DLA Piper zich op artikel 3.2 van de door haar op de overeenkomst van opdracht toepasselijk verklaarde algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat als een vast honorarium is overeengekomen en de omvang van het werk verandert, aanvullende werkzaamheden zullen worden uitgevoerd op basis van de standaard uurtarieven van DLA Piper (zie voor de volledige tekst hiervoor onder 3.7). DLA Piper meent dat die situatie zich voordoet en dus gewoon haar gewerkte uren op basis van het uurtarief in rekening mag brengen.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit beroep op dit artikel van de algemene voorwaarden niet. In de offerte van DLA Piper - de RFP - is expliciet bepaald dat een plafond van € 70.000,= voor het honorarium van DLA Piper zou gelden als de opdracht aan haar verleend zou worden. Met dit voorstel zou volledig onverenigbaar zijn als DLA Piper op grond van de algemene bepaling in de algemene voorwaarden een vrijbrief zo hebben om bij aanvullende werkzaamheden door een verandering in de omvang van het werk extra kosten in rekening te brengen. De specifieke voorwaarden waaronder DLA Piper bereid was haar honorarium aan een maximum te onderwerpen, moeten geacht worden de algemene bepaling in de algemene voorwaarden terzijde te hebben gesteld, althans zo heeft Van Adrighem het aanbod van DLA Piper in de RFP mogen begrijpen.
Budgettering onder voorbehoud?
5.4.
DLA Piper heeft gesteld dat zij in haar RFP heeft aangegeven dat zij pas zodra zij meer duidelijkheid zou hebben ten aanzien van de structuur van de financiering voor Van Adrighem, in staat zou zijn om specifiek te zijn en het budgetvoorstel en de bijbehorende omvang van de werkzaamheden/activiteiten af te stemmen op de afgesproken structuur. Ook hierin volgt de rechtbank DLA Piper niet. Zij heeft niet duidelijk gemaakt welk tekstonderdeel van de RFP dit voorbehoud bevat of wanneer zij dat heeft ingeroepen.
Onvoorziene extra werkzaamheden
5.5.
DLA Piper voert voorts, zakelijk weergegeven, aan, dat de omvang van de aan haar opgedragen juridische werkzaamheden onverwacht in omvang sterk zijn toegenomen ten opzichte van wat partijen in juli 2020, ten tijde van het opstellen van de RFP, voor ogen stond. De onderhandelingen waren in april 2021 nagenoeg afgerond met de eerste kandidaat-financier, Proventus. Een deal met deze financier ketste toch af, waarna nieuwe onderhandelingen met Patrimonium als nieuwe financier zijn opgestart. Daarbij zijn ook de voorwaarden voor die financiering aanmerkelijk gewijzigd. Het komt er volgens DLA Piper dus op neer dat zij, anders dan voorzien, twee separate processen heeft moeten uitvoeren met (veel) hogere kosten tot gevolg.
5.6.
Dit betoog kan DLA Piper niet baten. DLA Piper bestrijdt niet dat zij met het voorstel in de RFP om een “capped number” van “EUR 70k” aan te houden, bereid was een maximum van € 70.000,00 (exclusief btw) voor de werkzaamheden zoals omschreven in de RFP in rekening te brengen. De RFP betrof een inschatting van de omvang van de werkzaamheden die nodig zouden zijn om een financieringsconstructie op te zetten. Onderdeel daarvan was de selectie van de daarvoor in aanmerking komende financier. Een selectieproces van een financier en het vervolgens opstellen van de gewenste financieringsvorm sluit voorts in dat een eenmaal ingezet traject met een specifieke financier kan worden beëindigd en dat andere constructies moeten worden bedacht om het gewenste resultaat te bereiken. DLA Piper heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de omstandigheid dat Van Adrighem geen overeenstemming heeft kunnen bereiken met Proventus en toen verder is gaan onderhandelen met Patrimonium en uiteindelijk op andere voorwaarden met Patrimonium een overeenkomst is aangegaan, zou moeten meebrengen dat de voorgestelde “cap” van € 70.000,= niet meer zou gelden.
5.7.
Bij de mondelinge behandeling heeft DLA Piper toegelicht dat zij op drie punten extra werkzaamheden heeft verricht, die niet waren voorzien in de offerte.
Structureringswerkzaamheden
5.8.
In de eerste plaats noemt zij de inschakeling van het notariaat van DLA Piper voor het opzetten van een nieuwe “structuur”, dat wil zeggen het oprichten van twee nieuwe vennootschappen. Tot deze “structureringswerkzaamheden” behoren volgens de verklaring van [naam01] van DLA Piper ter zitting tevens het inbrengen van ‘assets’ in deze vennootschappen. Deze werkzaamheden vielen volgens DLA Piper niet binnen de “scope” van de RFP, waardoor zij ook niet onder het bereik van het honorariumplafond zouden vallen. De genoemde werkzaamheden zijn volgens DLA Piper verricht tegen een totaalbedrag van € 16.407,50.
5.9.
De rechtbank verwerpt het betoog van DLA Piper. Ten eerste kan uit het in de RFP opgenomen schema van werkzaamheden niet worden afgeleid dat het oprichten van de twee nieuwe vennootschappen niet onder de “scope” van de offerte viel. In het daarvan onderdeel uitmakende schema wordt immers onder meer bij de derde fase “
2 NL entities” genoemd en zonder nadere toelichting, die DLA Piper niet heeft gegeven, valt bezwaarlijk aan te nemen dat Van Adrighem had moeten begrijpen dat het oprichten van de Newco’s niet daaronder zou vallen. Bovendien heeft DLA Piper onvoldoende onderbouwd dat zij voor het oprichten van de vennootschappen daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht tot het door haar gestelde bedrag. Van DLA Piper had mogen worden verwacht dat zij haar stelling, die zij eerst bij de mondelinge behandeling heeft geponeerd, zou hebben voorzien van een concrete onderbouwing en toelichting. Die heeft zij echter niet gegeven. Zij heeft dit bedrag ook niet afzonderlijk bij Van Adrighem in rekening gebracht, hetgeen toch voor de hand zou hebben gelegen als dit bovenop/náást het honorariumplafond van € 70.000,= mocht worden gedeclareerd. De enkele verwijzing in een voetnoot naar een niet nader bepaald aantal “tijdregels” van medewerkers van DLA Piper in door haar overgelegde declaratiespecificaties, kan niet als een voldoende onderbouwing en toelichting worden beschouwd. Om dezelfde reden moet de stelling schipbreuk lijden dat het inbrengen van ‘assets’ in de nieuwe vennootschappen werkzaamheden zijn die buiten de scope van de offerte van DLA Piper vallen. Als dat al juist is, heeft DLA Piper niet concreet aangetoond dat zij zich hiermee daadwerkelijk heeft bezig gehouden.
Opstellen documentatie
5.10.
Ten tweede heeft DLA Piper bij de mondelinge behandeling gesteld dat zij van 29 maart tot 21 april 2021voor een bedrag van € 23.854,00 heeft gewerkt aan documentatie ervan uitgaande dat Proventus als financier zou optreden en discussies heeft gevoerd over de buitenlandse zekerheden die Proventus wenste te verkrijgen.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat deze werkzaamheden tot de werkzaamheden behoren waarvan DLA Piper heeft aangegeven dat zij bereid was die te verrichten tot een maximumbedrag van € 70.000,=. Daaraan doet niet af dat één van de “assumptions” van de offerte van DLA Piper luidde: “
only applicable jurisdictions being The Netherlands”. Onvoldoende gesteld en niet gebleken is immers dat DLA Piper zich daadwerkelijk met buitenlands recht heeft bezig gehouden. Het wijzen op oplopende kosten als buitenlands recht moet worden toegepast, is iets anders. Ook heeft DLA Piper niet aangetoond daarvoor kosten (bij derden) te hebben moeten maken die zij in rekening heeft gebracht.
Additionele kosten ten gevolge van afwijken van andere assumpties
5.12.
Ten slotte is door DLA Piper naar voren gebracht dat zij € 20.000,= aan additionele kosten heeft moeten maken omdat werd afgeweken van drie in de RFP opgenomen assumpties, te weten (i) timing, (ii) coroporate governance en (iii) up-to-date housekeeping. Aan de assumptie van “timing” zou niet zijn voldaan, omdat de procedure van het zoeken en vinden door Van Adrighem van een financier enige tijd stil heeft gelegen en lang heeft geduurd. Aan de assumptie van “corporate governance” zou niet zijn voldaan omdat Van Adrighem weinig ervaring had met “secured finance” en ten slotte zou aan de assumptie van “up-to-date housekeeping” niet zijn voldaan omdat Van Adrighem haar informatiehuishouding niet op orde had.
5.13.
De rechtbank overweegt het volgende. Nog daargelaten dat de hier gestelde extra kosten niet van doen lijken te hebben met de beëindiging van de onderhandelingen met Proventus, kunnen de door DLA Piper gestelde omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie rechtvaardigen dat zij niet langer gebonden was aan de toegezegde maximering van haar honorarium tot een bedrag van € 70.000,=. Bij de voorwaarde “timing” wordt in de RFP vermeld: “no assumption”, dus is, zonder nadere toelichting die DLA Piper niet heeft gegeven, niet direct duidelijk waarop DLA Piper stoelt dat als meer tijd gemoeid is met het begeleiden bij de verkrijging van financiering, zij haar toegezegde honorariumplafond zou mogen overschrijden. De tweede door DLA Piper genoemde assumptie houdt niet meer in dan dat DLA Piper zich niet bezighoudt met onderwerpen die niet rechtstreeks van doen hebben met het opstellen van financieringsvoorwaarden. In dat verband worden genoemd: “
commercial, tax or insolvency issues or corporate governance related matters”. DLA Piper heeft niet voldoende toegelicht dat de omstandigheid dat Van Adrighem weinig ervaring had met “secured finance”, wat daar verder van zij, zou mogen meebrengen dat het overeengekomen honorariumplafond niet zou gelden. Hetzelfde geldt voor de stelling dat het verkrijgen van informatie van Van Adrighem niet gemakkelijk verliep.
5.14.
Bij al deze door DLA Piper naar voren gebrachte omstandigheden, speelt ten slotte een rol dat deze voor DLA Piper aanleiding had moeten zijn Van Adrighem erop te wijzen dat het overeengekomen (maximale) honorarium hoger zou worden dan het afgesproken plafond (vergelijkbaar met de waarschuwingsplicht van de aannemer die een aanneemsom afspreekt). Volgens DLA Piper heeft zij Catalyst (optredend voor Van Adrighem) van zowel de toename van de werkzaamheden als van de additionele kosten die daarvan het gevolg waren steeds door haar op de hoogte gesteld en is zelfs Catalyst akkoord gegaan met die additionele kosten dit aan DLA Piper heeft laten weten. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Opdrachtgeefster akkoord met hoger honorarium?
5.15.
In de eerste plaats is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat Catalyst (en daarmee Van Adrighem) akkoord is gegaan met een hogere rekening van DLA Piper voor het extra werk als gevolg van de omstandigheid dat Van Adrighem de onderhandelingen met Proventus heeft gestaakt en met Patrimonium als financier in zee is gegaan. Uit de overgelegde correspondentie blijkt niet dat DLA Piper Catalyst om toestemming heeft gevraagd de overeengekomen limiet van € 70.000,= voor het honorarium te laten vallen of te wijzigen.
5.16.
[naam01] (de betrokken partner van DLA Piper) heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling onder ede verklaard dat door [naam02] van Catalyst tegen hem, [naam01] , is gezegd “dat begrijp ik, gaan we regelen”. Dit zou [naam02] hebben gezegd nadat hem duidelijk was gemaakt dat de kosten doorliepen. Volgens [naam01] gaat de klant dann met hogere kosten akkoord of moet een nieuwe prijsafspraak worden gemaakt. [naam01] ging ervan uit, zo heeft hij verklaard, dat het dan goed komt. Hij ging er dus van uit dat de doorlopende kosten vergoed zouden worden. Ter zitting is van de zijde van Van Adrighem tegengesproken dat een verklaring als door [naam01] bedoeld door [naam02] /Catalyst aan [naam01] is gedaan. [naam02] heeft als getuige verklaard dat over de “cap” met [naam01] niet is gesproken en in een nadere verklaring heeft hij verklaard dat hij mogelijk op enig moment heeft gezegd “dat gaat Van Adrighem regelen”, maar dat die mededeling betrekking had op het onderbrengen van assets in een nieuwe vennootschap.
De rechtbank overweegt dat, in aanmerking genomen dat de verklaring van [naam01] is tegengesproken en niet is bevestigd door een andere getuigenverklaring, het bewijs dat DLA Piper in het vertrouwen is gesteld dat Van Adrighem niet langer aanspraak wenste te maken op de maximumprijsafspraak in de RFP en een eventuele hogere rekening van DLA Piper zou voldoen - welke stelling DLA Piper had moeten bewijzen -, niet is geleverd.
Opdrachtgeefster op de hoogte van hogere kosten en daarom tot betaling gehouden?
5.17.
Uit de stellingen van DLA Piper kan worden afgeleid dat zij van mening is dat Van Adrighem (of Catalyst namens haar) uit het feit dat DLA Piper met enige regelmaat Catalyst ervan op de hoogte stelde dat de kosten voor de juridische werkzaamheden verder opliepen, en zelfs op enig moment tot een hoger bedrag dan het maximum van € 70.000,=, heeft moeten afleiden dat dit bedrag niet meer het maximum zou zijn van wat DLA Piper voor haar werkzaamheden in rekening zou brengen.
5.18.
De rechtbank verwerpt dit standpunt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.19.
In zijn e-mail van 3 maart 2021 (zie hiervóór, onder 3.10) heeft [naam01] in het vooruitzicht gesteld dat ná de interim factuur, die zou worden gestuurd “
once we have a structure/TS settled”, over een herziening van het budget zou (moeten) worden gesproken (“
to revisit the budget to reflect the structure and timelines, so we can get back to apples with apples”). DLA Piper heeft echter Van Adrighem de interim-factuur op 19 maart 2021 gestuurd, maar zij heeft bij Catalyst of Van Adrighem er niet meer op aangedrongen dat het afgesproken plafondbedrag zou worden herzien. Dat DLA Piper dit heeft nagelaten, moet voor haar rekening blijven. Zij kan tegen deze achtergrond niet volhouden dat de oorspronkelijke “cap” op enig moment automatisch, zonder hierover verder te spreken, is komen te vervallen.
5.20.
Op 12 mei 2021 (e-mail van [naam01] van die datum, zie hiervoor onder 3.22) maakt DLA Piper melding van de hoogte van haar kosten “
for the post commitment pack PCP process and the current PAM process” (waarbij gedoeld wordt op de onderhandelingen met respectievelijk Proventus en Patrimonium), die op dat moment net iets meer zouden bedragen dan € 45.000,=. Aan DLA Piper kan worden toegegeven dat Van Adrighem of Catalyst, namens haar optredend, hieruit zou hebben kunnen afleiden dat de totale kosten van DLA Piper (tezamen met de al in de interimfactuur in rekening gebrachte € 35.000,=) inmiddels boven het bedrag van € 70.000,= waren uitgekomen, maar het voert naar het oordeel van de rechtbank, mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen, te ver om uit het feit dat Van Adrighem toen haar spreekwoordelijke vinger niet heeft opgestoken met de vraag aan DLA Piper of zij zich wel realiseerde dat zij - conform afspraak - niet meer dan € 70.000,= zou declareren, (stilzwijgend) akkoord is gegaan met het loslaten van die in de RFP vastgelegde “cap”.
5.21.
De tweede keer dat DLA Piper melding maakt van haar opgelopen kosten is op 2 juni 2021 (zie hiervoor onder 3.23). Dan zijn de kosten volgens haar sinds de laatste update met € 40.000,= toegenomen en belopen de “totale kosten” volgens haar de € 85.000,=. DLA Piper stelt echter ook dan niet dat volgens haar de afgesproken limiet van € 70.000,= niet meer gold. Wat hiervoor met betrekking tot de e-mail van 12 mei 2021 is overwogen, geldt ook hier: uit het stilzwijgen van Catalyst na die e-mail mocht [naam01] /DLA Piper niet afleiden dat Van Adrighem ermee instemde dat de limiet van € 70.000,= van tafel was.
5.22.
De rechtbank bereikt op grond van het voorgaande de conclusie dat uit geen van de door DLA Piper naar voren gebrachte omstandigheden voortvloeit dat zij gerechtigd was de overeengekomen maximumprijsafspraak terzijde te laten. De vordering van DLA Piper komt in zoverre niet voor toewijzing in aanmerking.
Instemming opdrachtgeefster met eindfactuur van € 95.000,=
5.23.
Het voorgaande betekent echter niet dat de vordering van DLA Piper geheel moet worden afgewezen.
5.24.
Zoals uit de feiten (hiervoor onder 3.26 en 3.27) volgt, heeft DLA Piper Catalyst meegedeeld dat haar kosten bij afronding van de werkzaamheden rond de € 105.000,= zouden bedragen en heeft zij deze expliciet gevraagd of kon worden ingestemd met een declaratie van € 95.000,=, waarna [naam02] (van Catalyst) [naam01] (van DLA Piper) heeft laten weten dat “ [naam03] ” daarmee akkoord was.
5.25.
Genoemde “ [naam03] ” is de huidige advocaat van Van Adrighem, [naam03] , die Van Adrighem ook al bijstond in het proces van het zoeken en vinden van een financier voor/door Van Adrighem. De rechtbank acht op grond van de op de mondelinge behandeling afgelegde getuigenverklaring van [naam02] van Catalyst bewezen dat deze de daadwerkelijke instemming van [naam03] heeft verkregen voor het in rekening brengen door DLA Piper van € 95.000,= voor haar werkzaamheden (in plaats van de overeengekomen € 70.000,=). Niet ter discussie staat dat [naam02] [naam03] als vertegenwoordigingsbevoegd voor Van Adrighem mocht beschouwen. De ter zitting door mr. [naam03] afgelegde verklaring dat hij, voor zover hij weet, geen akkoord heeft gegeven met een factuur van DLA Piper van dat bedrag, doet aan de juistheid van wat [naam02] onder ede heeft verklaard niet af.
5.26.
Toewijsbaar is dan ook de vordering van DLA Piper voor zover deze strekt tot betaling van het verschil tussen € 95.000,= en € 70.000,=, dus € 25.000,= te vermeerderen met kosten en btw. De factuur van DLA Piper van 30 juni 2021 bedraagt € 119.548,= inclusief kosten en btw. Daarop is door Van Adrighem betaald € 44.044,= en € 42.350,= (samen € 86.394,=), zodat door Van Adrighem resteert te voldoen: € 33.154,=.
5.27.
Als niet voldoende weersproken is eveneens toewijsbaar de door DLA Piper gevorderde wettelijke handelsrente over voormeld bedrag vanaf 15 juli 2021.
Buitengerechtelijke kosten
5.28.
Aan buitengerechtelijke kosten heeft DLA Piper, na eisvermindering, € 1.546,98 gevorderd. Niet voldoende weersproken is, dat DLA Piper daadwerkelijk aanmaningen heeft verstuurd en daarmee buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. Een berekening conform het Besluit komt uit op een toe te wijzen bedrag van € 1.106,54. Over dit bedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, zoals gevorderd en niet weersproken.
Proceskosten
5.29.
De vordering van DLA Piper wordt deels toegewezen. Aangezien elk van partijen zowel als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6..De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt Van Adrighem tot betaling van de hoofdsom van € 33.154,= (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 15 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en € 1.546,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: