ECLI:NL:RBROT:2022:11223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/10/648287 / JE RK 22-2689 en C/10/649116 / JE RK 22-2823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken om machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ADHD en autisme

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2022 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2010. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om een machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewogen. De minderjarige verblijft momenteel op een gesloten groep van Schakenbosch, nadat hij eerder onder toezicht was gesteld en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing had gekregen. De GI heeft verzocht om de machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen, omdat de minderjarige meer gebaat zou zijn bij een behandelgroep waar hij kan leren omgaan met zijn emoties en gedrag. De ouders van de minderjarige, de vader en de moeder, hebben echter beide verzocht om de machtiging af te wijzen, waarbij zij stelden dat de thuissituatie veiliger en geschikter is voor de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in de thuissituatie minder problematisch gedrag vertoonde en dat er een betrokken netwerk is, waaronder de zussen van de minderjarige, die een positieve invloed op hem hebben. De kinderrechter oordeelde dat de plaatsing op de gesloten groep niet het gewenste effect had en dat de minderjarige in afwachting van passende hulp en dagbesteding beter thuis kan verblijven. De reeds genomen spoedbeslissingen blijven in stand, zodat er nog geprobeerd kan worden om met spoed dagbesteding en hulpverlening in te zetten. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI afgewezen, met de overweging dat de thuissituatie momenteel het beste is voor de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/648287 / JE RK 22-2689 en C/10/649116 / JE RK 22-2823
datum uitspraak: 12 december 2022

beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 28 november 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 december 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de verkorte instemmende verklaring d.d. 9 december 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- de instemmende verklaring d.d. 12 december 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 12 december 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , bijgestaan door mr. W.J. van Bel, die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. van der Stel,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam persoon 1] en mw. [naam persoon 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep van Schakenbosch.
Bij beschikking van 20 maart 2014 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 14 maart 2022 tot 20 maart 2023.
Bij beschikking van 22 november 2022 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot
uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 20 december 2022. Het overig verzochte is aangehouden.
Bij beschikking van 7 december 2022 is een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 4 januari 2023. Het overig verzochte is aangehouden.

De aangehouden verzoeken

C/10/648287:
De GI heeft een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie
jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van drie maanden. Vier weken hiervan zijn reeds verleend. Thans resteert de periode tot 22 februari 2023.
C/10/649116:
De GI heeft een machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling. Vier weken hiervan zijn reeds verleend. Thans resteert de periode tot 20 maart 2023.
De GI heeft ter zitting toegelicht dat zij primair verzoeken om de machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen en subsidiair om de reguliere machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen. De GI heeft de verzoeken als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] woonde sinds mei 2022 bij de vader met het idee dat er hulpverlening en dagbesteding ingezet zou worden. De GI heeft geen zicht gehad op hoe deze periode is verlopen. De inzet van dagbesteding bleek moeizaam, omdat hij telkens werd afgewezen vanwege zijn problematiek. Uiteindelijk is het thuis op 21 november 2022 misgegaan. [voornaam minderjarige] is vervolgens op de crisisgroep geplaatst. De bedoeling was dat dit slechts een time-out zou zijn, maar inmiddels is, onder meer door de inzet van het FACT-team van Youz, gebleken dat dagbesteding in de thuissituatie niet haalbaar is en dat [voornaam minderjarige] meer gebaat is bij een behandelgroep waar hij leert omgaan met zijn emoties en gedrag. Op de open groep is het echter misgegaan. Hij heeft een flinke woede-uitbarsting gehad. De open groep kon de veiligheid van [voornaam minderjarige] en zijn groepsgenoten niet garanderen, waardoor een gesloten plaatsing noodzakelijk is. [voornaam minderjarige] heeft namelijk fysieke begrenzing nodig, die op een open groep niet is toegestaan. De bedoeling van de GI is dat [voornaam minderjarige] gesloten geplaatst blijft totdat er voor hem een passende behandelgroep is gevonden met expertise in autisme en ADHD. [voornaam minderjarige] heeft in het verleden langere tijd op een groep van Pluryn gezeten, waar het best goed ging. Pluryn heeft op dit moment echter geen beschikbare plekken en ook qua financiën is dit lastig.

De standpunten

Door en namens de vader is verzocht beide verzoeken af te wijzen. [voornaam minderjarige] verbleef sinds mei 2022 bij de vader. Ook voorafgaand aan Pluryn heeft [voornaam minderjarige] langdurig bij de vader gewoond. Dit is altijd goed gegaan. Het enige probleem is dat er geen dagbesteding voor [voornaam minderjarige] is. [voornaam minderjarige] zit hele dagen thuis. Dit is op 21 november 2022 geëscaleerd. De vader ontkent dat hij [voornaam minderjarige] bij zijn keel heeft geknepen. De vader kon instemmen met een korte time-out voor [voornaam minderjarige] , maar inmiddels wil de vader dat [voornaam minderjarige] weer naar huis komt. De vader kan [voornaam minderjarige] de zorg en veiligheid bieden die hij nodig heeft. Wel zal er dan met spoed dagbesteding geregeld moeten worden. Ook als die dagbesteding er nog niet is, is de thuissituatie voor [voornaam minderjarige] een betere omgeving dan een (gesloten) groep. [voornaam minderjarige] voelt zich niet veilig op de groepen en wil naar huis. De vader heeft geen vertrouwen meer in groepen. Het lijkt alsof [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch in een gevangenis verblijft. Juist de groepen hebben een negatief effect op [voornaam minderjarige] door alle prikkels die hij daar opdoet. In de thuissituatie ging het slechts om één incident. Hij wordt wel eens boos, maar van echte woede-aanvallen was geen sprake toen hij nog bij de vader verbleef. Dat is nu anders op de groepen. De zussen zijn in de thuissituatie beschikbaar en bereid om de vader te ondersteunen.
De moeder is het niet eens met de verzoeken. De moeder staat niet achter de plek van [voornaam minderjarige] op de gesloten groep. Dat is geen goede plek voor hem. In de tijd dat [voornaam minderjarige] bij de vader was, had hij geen woede-aanvallen. [voornaam minderjarige] en de vader moeten allebei hulp krijgen, zodat zij niet meer in een dergelijke situatie terecht komen, zoals op 21 november 2022. Voor de vader moet er dan iemand telefonisch bereikbaar zijn voor het geval het toch misgaat. Op de groep zit hij met onbekende mensen, dat is niet goed voor zijn autisme. De groep is net een gevangenis voor hem. Als [voornaam minderjarige] weer boos wordt, kan dat opgelost worden door gesprekken. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] in een omgeving is waar hij rust ervaart.
Namens [voornaam minderjarige] heeft mr. W.J. van Bel verzocht de verzoeken af te wijzen. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] op een plek is waar hij zich veilig voelt. Thuis, bij de vader, voelt hij zich veilig. Het zijn juist de groepen waar hij zich onveilig voelt en trauma’s krijgt van de stress die hij ervaart. [voornaam minderjarige] verbleef sinds mei 2022 bij de vader thuis en dit ging goed. Vader heeft 24 uur per dag zicht op hem. Het was ook de bedoeling dat hij bij de vader zou blijven en dat er voor hem hulp en dagbesteding ingezet zou worden. Hij is sinds 22 november 2022 in een korte periode twee keer overgeplaatst van groep. Juist op de groepen krijgt hij woede-aanvallen. [voornaam minderjarige] wil heel graag naar huis. Hij heeft thuis veel positievere ervaringen. Tegelijkertijd erkent [voornaam minderjarige] dat hij hulp nodig heeft. Hij wil ook graag hulp en school.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter oordeelt daarover als volgt.
[voornaam minderjarige] is op 22 november 2022 uit huis geplaatst, nadat er zich een heftig incident in de thuissituatie heeft voorgedaan. De visie van de GI en de vader verschillen over het verloop van dit incident, maar hoe dan ook kan worden geconcludeerd dat het in de thuissituatie op dat moment dusdanig is geëscaleerd dat het onveilig was voor [voornaam minderjarige] en zijn omgeving. Het idee, de wens en de hoop van alle betrokkenen was dat [voornaam minderjarige] op een open groep tot rust zou komen zodat hij daarna met de inzet van dagbesteding en hulpverlening weer terug naar de vader kon. Dit is echter anders gelopen. [voornaam minderjarige] kampt met ADHD en autisme. Sinds de uithuisplaatsing gaat niet goed met [voornaam minderjarige] . Hij heeft woedeaanvallen, moet gefixeerd worden en hij voelt zich erg onveilig. Gelet op de persoonlijke problematiek van [voornaam minderjarige] is het niet ondenkbaar dat de plaatsing op de verschillende groepen het gedrag en de problematiek van [voornaam minderjarige] in negatieve zin versterken. [voornaam minderjarige] komt niet tot rust. De uithuisplaatsing heeft dan ook niet het gewenste effect. De stelling van de GI dat het niet anders kan zijn dat [voornaam minderjarige] ook in de thuissituatie last had van de problematiek die hij nu laat zien, wordt door beide ouders betwist (althans de mate waarin) en vindt onvoldoende steun in de stukken. De GI heeft immers gedurende de periode tussen mei en november 2022 niet of nauwelijks zicht gehad op de thuissituatie van [voornaam minderjarige] .
Hoewel iedereen het erover eens is dat er voor [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk dagbesteding en hulpverlening ingezet moet worden, is deze hulp op dit moment niet direct voorhanden. In de thuissituatie is dit, afgezien van de inzet van Youz, niet van de grond gekomen, maar ook op de groepen is behandeling nog niet mogelijk. Er zijn immers nog geen passende behandelgroepen voor [voornaam minderjarige] gevonden die aansluiten bij zijn problematiek. Gelet op het feit dat noch thuis, noch op de (gesloten) groep behandeling voor [voornaam minderjarige] beschikbaar is, is het van belang dat [voornaam minderjarige] in een voor hem zo rustig en veilig mogelijke omgeving verblijft, in afwachting van die dagbesteding en hulpverlening. De kinderrechter is met de ouders en mr. van Bel van oordeel dat die omgeving op dit moment thuis lijkt te zijn. Het lijkt erop dat [voornaam minderjarige] thuis minder problematisch gedrag vertoonde. Daarnaast is er sprake van een betrokken netwerk. Onder andere de zussen van [voornaam minderjarige] hebben een positieve invloed op hem.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het meer in het belang is van [voornaam minderjarige] om weer naar huis te gaan. De kinderrechter wijst daarom van beide verzoeken het aangehouden deel af. Wel laat de kinderrechter van beide verzoeken de reeds genomen spoedbeslissingen in stand, zodat in die periode, tot uiterlijk 4 januari 2023, nog geprobeerd kan worden om met spoed dagbesteding en hulpverlening in te zetten. Wellicht dat ASH opnieuw geprobeerd kan worden.

De beslissing

De kinderrechter:
laat de reeds genomen spoedbeslissingen in stand;
wijst af het meer of anders verzochte in zaaknummer C/10/648287;
wijst af het meer of anders verzochte in zaaknummer C/10/649116;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.