In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1998, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte was op 21 september 2021 betrokken bij een schietincident in Rotterdam, waarbij een vuurwapen werd aangetroffen in de auto van een medeverdachte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het vuurwapen had voorhanden gehad, onder andere door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, maar het ongeoorloofd voorhanden hebben van een vuurwapen werd als zeer ernstig beschouwd, gezien de risico's en de impact op de samenleving. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en bepaalde dat de tijd in verzekering in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.