ECLI:NL:RBROT:2022:11233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10.080315.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1998, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte was op 21 september 2021 betrokken bij een schietincident in Rotterdam, waarbij een vuurwapen werd aangetroffen in de auto van een medeverdachte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het vuurwapen had voorhanden gehad, onder andere door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten, maar het ongeoorloofd voorhanden hebben van een vuurwapen werd als zeer ernstig beschouwd, gezien de risico's en de impact op de samenleving. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en bepaalde dat de tijd in verzekering in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.080315.22
Datum uitspraak: 19 december 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] Rotterdam,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met
aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van [naam01] en [naam02] dat de verdachte met het vuurwapen heeft geschoten, zijn onbetrouwbaar omdat zij tegenstrijdig zijn. Deze verklaringen kunnen daarom niet als bewijs worden gebruikt. Door het vuurwapen slechts kortstondig vast te houden, heeft de verdachte geen beschikkingsmacht over het vuurwapen gehad. Dit kortstondig vasthouden verklaart de aanwezigheid van zijn DNA op het vuurwapen, maar bewijst niet dat hij met het vuurwapen heeft geschoten.
[code01]
[code02]
Bovendien heeft de politie het vuurwapen in de personenauto van [naam01] aangetroffen.
4.1.2.
Vaststaande feiten
Bij de meldkamer van de politie Rotterdam kwam op 21 september 2021 omstreeks 6:15 uur de melding binnen dat er was geschoten in de [straatnaam01] te Rotterdam. Kort hierop waren de politieambtenaren ter plaatse. Zij troffen de melder, [naam01] , aan die zei dat de verdachte weggerend was. De politieambtenaren troffen ook de geparkeerde Toyota Yaris van [naam01] aan, ter hoogte van huisnummer 38. Zij zagen op de bijrijdersstoel een vuurwapen liggen en op ongeveer 2 meter afstand van de auto lag een huls op de grond.
De getuige [getuige01] , woonachtig op huisnummer 52 van voornoemde [straatnaam01] ,
verklaarde ter plaatse tegen een politieambtenaar dat zij het geluid van een rotje hoorde en dat zij buiten voor haar woning een aansteker en ballonnen zag liggen. [getuige01] stelde de camerabeelden van haar woning ter beschikking aan de politie. Op de camerabeelden van deze woning, met datum- en tijdsindicatie: 21-09-2021, 06:16 uur, is te zien dat een man met een petje wegrende, dat hij viel en dat er voorwerpen op de grond achterbleven. Ter plekke bleek een aansteker en ballonen op de stoep te liggen. Zowel op het vuurwapen als op de aansteker is het DNA van de verdachte aangetroffen.
4.1.3.
Beoordeling
[naam01] en [naam02] , de personen met wie de verdachte die nacht in de auto (van [naam01] ) zat, hebben beiden verklaard dat de verdachte het wapen bij zich had en dat hij daarmee in de lucht schoot in de [straatnaam01] , waarna hij is weggerend.
De rechtbank acht de verklaringen van [naam01] en [naam02] specifiek en consistent. Weliswaar komen deze niet exact overeen, maar in de kern zijn zij gelijkluidend. Zowel [naam01] als [naam02] heeft immers verklaard dat de verdachte met het vuurwapen heeft geschoten en dat hij vervolgens is weggerend. De verklaringen van [naam01] en [naam02] ondersteunen dus elkaar. Bovendien vinden deze steun in de bovengenoemde feiten en omstandigheden, zoals hieronder nader wordt toegelicht. Het betrouwbaarheidsverweer van de raadsvrouw ten aanzien van de verklaringen van [naam01] en [naam02] wordt dan ook terzijde geschoven. Deze verklaringen kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Dat er met het vuurwapen is geschoten, zoals [naam01] en [naam02] hebben verklaard, vindt steun in de naast de auto aangetroffen huls. Verder is op de camerabeelden van de woning van de getuige [getuige01] te zien dat er een man wegrent. Ook op dat punt worden de verklaringen van [naam01] en [naam02] dus ondersteund. Gelet daarop, in combinatie met het aantreffen van het DNA van de verdachte op een aansteker op de stoep voor de woning van [getuige01] , stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die is weggerend van de auto van [naam01] .
Gelet op het bovenstaande en de bevindingen van het NFI, waaruit volgt dat het DNA van de verdachte ook op het vuurwapen zat, komt de rechtbank tot het oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is het tenlastegelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 21 september 2021 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie,
te weten een pistool, Feg Pa 63 (wapennummer [nummer01] ), kaliber .380 (9mm kort =
9x17mm) en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten vier kogelpatronen, Geco Kogelpatroon, kaliber .380 (9mm kort =9x17mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III van die wet
en
handelen in strijd met artikel 26, lid, van de wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie. Hij heeft onder invloed van alcohol met het vuurwapen uit het raam van een personenauto in de lucht geschoten.
Het ongeoorloofd voorhanden hebben van een vuurwapen brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee en leidt er, zoals in het onderhavige geval ondubbelzinnig is gebleken, toe dat het vuurwapen daadwerkelijk wordt gebruik, hetgeen bijzonder gevaarzettend is. Daarnaast zorgt het voorhanden hebben en het gebruik van een vuurwapen voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Het bovengenoemde handelen van de verdachte is ontoelaatbaar en tegen dit handelen dient dan ook streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Strafmodaliteit
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde strafbare feit en het gegeven dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Laukens, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 21 september 2021 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III
onder 1º van de Wet Wapens en Munitie,
te weten een pistool, Feg Pa 63 (wapennummer [nummer01] ), kaliber .380 (9mm kort =
9x17mm) en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III onder 1º van de
Wet Wapens en Munitie,
te weten vier kogelpatronen, Geco Kogelpatroon, kaliber .380 (9mm kort =
9x17mm),
voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)