Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Rotterdam en [gedaagde]. De Gemeente vorderde ontruiming van een woning die door [gedaagde] werd bewoond, na een beëindiging van de huurovereenkomst. De Gemeente had in 2017 een pand gehuurd van Stichting Enver en dit tijdelijk aan [gedaagde] ter beschikking gesteld vanwege een acute woningnoodsituatie. De overeenkomst was oorspronkelijk van korte duur, maar werd stilzwijgend verlengd. De Gemeente heeft het gebruik van het pand per 1 september 2019 opgezegd, maar [gedaagde] heeft het pand niet verlaten. De Gemeente vorderde ontruiming, omdat de verkoop van het terrein waar het pand op staat in het gedrang kwam door de aanwezigheid van [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de Gemeente en dat het gebruik van het pand door [gedaagde] naar zijn aard van korte duur was. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een ontruimingstermijn van zes weken. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De proceskosten werden toegewezen aan de Gemeente en Enver, waarbij [gedaagde] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.