ECLI:NL:RBROT:2022:113
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na ziekmelding en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet-uitkering aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich ziekgemeld op 16 maart 2020 en ontving een uitkering tot 23 oktober 2020. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat was haar eigen arbeid te verrichten. Eiseres maakte bezwaar tegen het besluit van 22 oktober 2020, waarin werd vastgesteld dat zij geen recht meer had op de uitkering. Het bestreden besluit van 27 januari 2021 verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 23 december 2021 werd eiseres telefonisch gehoord. Eiseres voerde aan dat haar gezondheid was verslechterd door de nasleep van corona en dat zij last had van verschillende medische klachten, waaronder hyperventilatie, slaapapneu en schildklierklachten. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van het recht op uitkering moest plaatsvinden op basis van de situatie op 23 oktober 2020. Medische gegevens en klachten die na deze datum waren ontstaan, konden niet worden meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht had vastgesteld dat eiseres in staat was haar eigen arbeid te verrichten, ondanks de door haar genoemde klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de Ziektewet-uitkering vanaf de genoemde datum. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.