ECLI:NL:RBROT:2022:1134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
ROT 22/425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de overweging dat de verzoeker niet tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang behoort, omdat hij in staat wordt geacht zich zelfstandig te handhaven in de samenleving.

De verzoeker, die in mei 2021 vanuit Colombia naar Nederland was gereisd, had tijdelijk bij een kennis verbleven en was op het moment van zijn aanvraag bij Victory Outreach en de Nico Adriaans Stichting (NAS). De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 4 februari 2022, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 1.2.1 van de Wmo 2015, omdat hij in Colombia over woonruimte beschikte en niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn thuissituatie had moeten verlaten door psychische of psychosociale problematiek.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker blijk gaf van zelfredzaamheid en dat er enkel sprake was van een huisvestingsprobleem, waarvoor de maatschappelijke opvang niet bedoeld is. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/425

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoeker

(gemachtigde: mr. T.P. Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Zonneveld).

Procesverloop

Met het besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
(Wmo 2015) afgewezen
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit en is in mei 2021 vanuit Colombia naar Nederland gereisd. Nadat hij tijdelijk bij een kennis heeft verbleven, heeft verzoeker zich op 27 januari 2022 gemeld bij Centraal Onthaal met het verzoek om gebruik te mogen maken van Maatschappelijke opvang. Ten tijde van zijn aanvraag verbleef verzoeker bij Victory Outreach. Momenteel verblijft verzoeker bij de Nico Adriaans Stichting (NAS).
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet behoort tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Naar het oordeel van verweerder kan eiser zich op eigen kracht dan wel met hulp van derden handhaven in de samenleving, waardoor hij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015. Er zijn geen dringende redenen om toch opvang te moeten verlenen.
3. Verzoeker stelt dat verweerder beter onderzoek had moeten verrichten naar zijn achtergrond en zijn persoonlijke omstandigheden. Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat de onderbouwing van verweerder dat hij beschikt over een woning in Colombia onjuist is of in ieder geval geen reden is om verzoeker opvang te weigeren.
4. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
5. Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, in aanmerking voor een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, wanneer hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker niet behoort tot de doelgroep zoals bepaald in artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015. Verzoeker heeft zich tot zijn vertrek naar Nederland zelfstandig kunnen handhaven. Verzoeker beschikte in Colombia over woonruimte en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn thuissituatie heeft moeten verlaten als gevolg van psychische of psychosociale problematiek.
7. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verzoeker gelet op de stappen die hij heeft ondernomen om naar Nederland te komen en de stappen die hij vervolgens in Nederland heeft gezet, blijk geeft van zelfredzaamheid en dat er naar het zich nu laat aanzien alleen sprake is van een huisvestingsprobleem. Daarvoor is de maatschappelijke opvang niet bedoeld. Daarbij is van belang dat verzoeker zelf onderdak heeft geregeld bij een kennis en, nadat hij daar niet meer kon verblijven, onderdak heeft gevonden bij Victory Outreach en de NAS.
8. Anders dan verzoeker ter zitting heeft gesteld, is in het bestreden besluit geen sprake van een motiveringsgebrek op grond waarvan het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De wettelijke grondslag van de afwijzing van de aanvraag om maatschappelijke opvang is artikel 1.2.1, aanhef en onder c. van de Wmo 2015. Deze grondslag is expliciet in het bestreden besluit vermeld. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd waarom verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 1.2.1, aanhef en onder c van de Wmo 2015.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.E. Huis-Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.