ECLI:NL:RBROT:2022:1140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/10/630203 / JE RK 21-3247 en C/10/630204 / JE RK 21-3248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 6 februari 2022, en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De ouders van de kinderen zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun standpunten hebben gepresenteerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om op een voor de kinderen niet-belastende manier met elkaar te communiceren, wat schadelijk is voor de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en de nodige specialistische hulpverlening te kunnen inzetten. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing aan de vader afgewezen, omdat deze aanwijzing niet duidelijk genoeg was en daardoor rechtsonzekerheid bij de vader heeft veroorzaakt. De kinderrechter benadrukt dat de GI de regie heeft in de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat de belangen van de kinderen voorop moeten staan.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/630203 / JE RK 21-3247 en C/10/630204 / JE RK 21-3248
datum uitspraak: 21 januari 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en schriftelijke aanwijzing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 9 december 2021 ten aanzien, ingekomen
bij de griffie op 10 december 2021,
- de brief van de vader, overhandigd ter zitting van 21 januari 2022.
Op 21 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [naam kind 1] en [naam kind 2], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart zijn gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], de begeleidster van de vader, werkzaam bij Focus op Zorg.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] woont bij de moeder. [naam kind 2] woont bij de vader.
Bij beschikking van 29 januari 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 6 februari 2022.
De GI heeft op 4 oktober 2022 een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2].

De verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/630203 / JE RK 21-3247:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/630204 / JE RK 21-3248:
De GI heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing aan de vader van 4 oktober 2021 te bekrachtigen en aan de vader een dwangsom op te leggen ter hoogte van €250,- voor iedere dag/keer dat de vader de aanwijzing niet naleeft.
De GI heeft haar verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is niets veranderd sinds de vorige zitting in januari 2021. Dit komt mede doordat de inzet van de hulpverlening werd belemmerd door het woonplaatsbeginsel, de complexiteit van het gezin en corona. De kinderen worden betrokken in de strijd tussen de ouders. Daarnaast zijn er zorgen over de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Er werd geadviseerd om Kinderen uit de Knel in te zetten. Het was echter onzeker of dit traject kon worden voortgezet, vanwege een gebrek aan aanmeldingen en de financiële rechtszaak die de vader startte tegen de moeder. Daarop is besloten om maatwerk vanuit Enver in te zetten gericht op contactherstel tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de uitwonende ouder. [naam kind 1] heeft aangegeven dat het contact met de vader moeilijk verloopt. [naam kind 2] is wisselend in zijn wens ten aanzien van het contact met de moeder. Met behulp van Enver zijn tot de zomervakantie van 2021 stappen in de goede richting gezet. In juli 2021 gaf de vader aan dat hij niet meer openstaat voor de hulpverlening. Omdat de GI wil dat de vader in contact staat met de jeugdbeschermer en meewerkt aan de hulpverlening vanuit Enver, heeft de GI op
4 oktober 2021 een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven. Daarnaast is de GI voornemens om de ouders aan te melden voor Parallel Solo Ouderschap. Ook moet er hulp worden ingezet voor [naam kind 1] gericht op haar somberheid, haar zelfbeeld en parentificatie.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader heeft, onder verwijzing naar zijn brief, ter zitting het volgende naar voren gebracht. [naam kind 2] en de vader zijn de betrokkenheid van de verschillende hulpverleners zat. Daarnaast betreurt de vader dat er onwaarheden worden vermeld in de rapporten van de hulpverlening. Het gaat goed met [naam kind 2] bij de vader thuis. [naam kind 2] kan nu eindelijk tot rust komen. [naam kind 2] wil op zijn eigen voorwaarden werken aan contactherstel met de moeder. De vader stelt voor dat [naam kind 1] hulp gaat zoeken als het niet goed met haar gaat.
De vader heeft een rechtszaak aangespannen tegen de moeder in verband met een gezamenlijke schuld en achterstallige kinderbijslag. Ter zitting heeft de vader aangegeven dat hij bereid is om deze zaak in te trekken.
De moeder heeft ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Dankzij de inzet van Enver was er ontspannen contact tussen de moeder en [naam kind 2]. Sinds zeven maanden ligt het hulpverleningstraject stil, omdat de vader niet meer wil meewerken. De moeder wil graag weer aan de slag met Enver.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is ten opzichte van de vorige zitting op 29 januari 2021 geen vooruitgang geboekt. [naam kind 1] en [naam kind 2] worden nog altijd deelgenoot gemaakt van de problematiek van de ouders. De kinderen zitten klem in de strijd tussen de ouders, hetgeen zeer schadelijk is voor hun ontwikkeling. [naam kind 1] woont bij de moeder een heeft geen contact met de vader. [naam kind 2] woont bij de vader en heeft geen tot sporadisch contact met de moeder. Het is belangrijk dat de kinderen de gelegenheid krijgen om zelf een beeld van de uitwonende ouder te vormen. Daarbij dient te worden gekeken naar de mogelijkheden om het contact tussen de kinderen en de uitwonende ouder vorm te geven. Er moet worden toegewerkt naar een situatie waarin de kinderen onbelast contact hebben met beide ouders, op een wijze die aansluit bij de belangen van de kinderen.
De ouders zijn niet in staat om op een voor de kinderen niet-belastende manier met elkaar te communiceren en verwijten elkaar het ontstaan van deze situatie. De ouders lijken niet in staat om gezamenlijk de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 1] en [naam kind 2] weg te nemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog steeds noodzakelijk is om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen en de nodige specialistische hulpverlening, zoals Enver, in te zetten. De kinderrechter benadrukt dat de jeugdbeschermer hierin de regie heeft en in het kader van de ondertoezichtstelling kan bepalen welke vervolgstappen worden gezet.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing:
Naar het oordeel van de kinderrechter kan de schriftelijke aanwijzing niet worden nagekomen. Hoewel in de aankondiging van de schriftelijke aanwijzing wordt vermeld wat van de vader wordt verlangd, heeft de GI verzuimd om de verwachtingen die de GI van de vader heeft ook concreet in de schriftelijke aanwijzing van 4 oktober 2021 op te nemen. Hierdoor is of kan het voor de vader niet duidelijk zijn wat op grond van de schriftelijke aanwijzing van hem wordt verwacht, hetgeen leidt tot rechtsonzekerheid bij de vader. De schriftelijke aanwijzing wordt dan ook gekenmerkt door een dusdanig gebrek dat deze niet voor bekrachtiging in aanmerking kan komen. De kinderrechter zal daarom het verzoek daartoe van de GI afwijzen.
De kinderrechter geeft de vader in dit kader (nogmaals) nadrukkelijk mee dat in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling de GI bepaalt wat nodig is en wat er moet gebeuren. De GI zal hierbij de belangen van de kinderen voorop stellen. Voorts zal de GI bij het geven van (mogelijke) aanwijzingen aan een ouder hierbij zorgvuldig moeten handelen en ook met die aanwijzingen duidelijk en concreet moeten zijn, waarbij de te geven aanwijzingen ook voor de GI verifieerbaar zal moeten kunnen zijn.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 6 februari 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.