In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de wijziging van het Besluit aanwijzing ligplaatsen woonschepen 2013 beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. J. Rutteman, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat op 9 juni 2021 de wijziging van het Aanwijzingsbesluit heeft doorgevoerd. Deze wijziging houdt in dat er een derde ligplaats voor woonschepen aan de noordelijke oever van het Schie-Schiekanaal wordt aangewezen, in plaats van de eerder vastgestelde twee ligplaatsen.
De rechtbank constateert dat het college in zijn bestreden besluit van 15 februari 2022 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze wijziging noodzakelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat de gronden die het college aanvoert voor de wijziging niet meer onder de Verordening woonschepen 2013 kunnen worden geregeld, omdat deze onderwerpen in hogere regelgeving zijn behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat de locatie geschikt is voor een derde ligplaats, mede gezien de geluidshinder van de nabijgelegen snelweg A20 en de bestaande geluidszone.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat het college zijn besluit deugdelijk moet motiveren. Tevens moet het college het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig en transparant te motiveren bij het nemen van besluiten die de belangen van burgers raken.